Gert: “Ik had 53 keer een hartstilstand”

Het is misschien wel het meest bizarre verhaal ooit en velen verklaren Gert van Beek (59) dan ook compleet voor gek. Voor zover bekend is Gert de enige met twee hartritmestoornissen: het lange QT-syndroom (LQTS) én het Brugada-syndroom. In een paar jaar tijd heeft hij heel wat meegemaakt en bezorgde hij zelfs zijn cardioloog slapeloze nachten.

Het begon allemaal in 2004. Gert, zelf docent Eerste Hulp, moest toen plotseling zijn moeder reanimeren. Later bleek zijn moeder een erfelijke hartritmestoornis te hebben: het lange QT-syndroom. “Toen dit duidelijk werd, kwam ik erachter dat ik eigenlijk van dezelfde dingen last had als mijn moeder”, vertelt Gert. “Ook ik werd gecontroleerd. Wat bleek? Ik had niet alleen hetzelfde syndroom als mijn moeder, maar ook nog het Brugada-syndroom.”

----

Als lid van Hartpatiënten Nederland heeft u onbeperkte toegang tot alle Premium-artikelen op hartpatienten.nl. Het enige wat u hiervoor hoeft te doen is inloggen op uw profiel. Het zijn artikelen waar we trots op zijn en die we graag met u als trouwe lezer delen.

Start van Europees onderzoek naar bestraling bij hartritmestoornissen

Deze maand start het consortium STOPSTORM haar onderzoek naar bestraling bij hartritmestoornissen, onder coördinatie van het UMC Utrecht. Ook het Catharina Ziekenhuis zal hier een belangrijke bijdrage aan leveren.

Voor deze bestraling komen patiënten in aanmerking die lijden aan ventrikeltachycardie ofwel het trillen van de hartkamers. Zij worden nu meestal behandeld met medicatie of door implantatie van een ICD, een defibrillator die met stroomstootjes corrigerend optreedt wanneer de hartslag ontregeld is.

Bestralen van ritmestoornis

Bij aanhoudende ritmestoornissen die onvoldoende reageren op deze therapieën, ondergaan patiënten een invasieve katheterablatie, waarbij een cardioloog de elektrische prikkels in het hart  blokkeert die het ritme verstoren. Het doel van de studie door het STOPSTORM consortium is de optie van een bestralingsbehandeling te onderzoeken bij patiënten bij wie de klachten aanhouden na katheterablatie. Hiervoor komt 30 tot 50% van deze patiëntengroep in aanmerking.

Een consortium van 31 instellingen in 8 Europese landen, waaronder het Catharina Ziekenhuis, start met het behandelen van  deze patiënten in studieverband. De behandeling, die ook toegepast wordt in de longoncologie, bestaat uit een hoge dosis bestraling, toegediend in één sessie.

Kwaliteit van leven verhogen

Klinisch fysicus dr. Coen Hurkmans leidt het team van onderzoekers in  het Catharina Ziekenhuis: “Deze nieuwe therapie waarbij we niet hoeven te opereren kan een doorbraak zijn voor patiënten met ventrikeltachycardie. Het kan de kwaliteit van leven verhogen en de levensduur verlengen. Dit internationale onderzoek geeft ons hoogwaardige informatie over de juiste behandeling.”

Radiotherapeut-oncoloog Joost Verhoeff leidt het onderzoek vanuit het UMC Utrecht. Hij zegt: “Sinds 2014 wordt deze behandeling al aangeboden bij verschillende instellingen. Helaas zijn de effecten niet overal goed gevolgd. Met het consortium stellen we een grote dataset van enkele honderden patiënten samen om zo de resultaten goed in kaart te brengen.”

Bepalen werkzaamheid en veiligheid

Het belangrijkste doel van het STOPSTORM consortium is dan ook het creëren van een Europees validatiecohort om de werkzaamheid en veiligheid te bepalen in een grote populatie patiënten met ventrikeltachycardie. Ook helpt de informatie om inzage te krijgen in welke dosis moet worden toegediend en hoe. Expertisecentrum Harteraad verbindt, versterkt en vertegenwoordigt patiënten in het project.

STOPSTORM is Europees onderzoek dat gefinancierd is met EU Horizon 2020-subsidie van 7.1 miljoen euro.

Bron: Catharina Ziekenhuis

Hartfalenpatiënten met een PM/ICD sneller behandeld en minder lang opgenomen

Door de zorg voor hartfalenpatiënten die een pacemaker of ICD krijgen anders te organiseren, halveert het aantal dagen dat deze patiënten in het ziekenhuis liggen en worden zij na hun verwijzing sneller behandeld. Dat schrijven onderzoekers van het Hart+Vaat Centrum van het Maastricht UMC+ en Medtronic in het wetenschappelijk tijdschrift BMJ Open Quality. Door een gespecialiseerd verpleegkundige en medisch technicus als centralere spil te laten fungeren (i.p.v. de cardioloog) kunnen bovendien de uitkomsten van de behandeling verbeteren.

Cardiale resynchronisatie therapie (CRT) is een behandeling voor patiënten met hartfalen, waarbij een speciale pacemaker of een ICD wordt geplaatst. De therapie wordt toegepast als de beide hartkamers niet meer gelijktijdig samentrekken. De behandeling vergt intensieve zorg van een multidisciplinair team. Ondanks opgestelde richtlijnen bestaan er tussen centra toch veel verschillen in behandelresultaten. Om die resultaten te verbeteren is in het Maastricht UMC+ het zorgproces opnieuw ingericht en gestandaardiseerd.

Hartfalenpatiënten gebaat bij herinrichting zorgproces

Een gespecialiseerd verpleegkundige en een technicus met kennis van het medisch implantaat hebben in het hernieuwde zorgproces de coördinerende rol, in plaats van de cardioloog. Dankzij het ‘one-stop-shop’ principe hebben patiënten verschillende afspraken en controles op één dag. In het eerste jaar na introductie van het nieuwe zorgproces werden in totaal 115 hartfalenpatiënten op die manier behandeld. Zij werden vergeleken met 122 patiënten die werden behandeld op de oorspronkelijke manier. Daaruit bleek onder meer dat de tijd van verwijzing tot behandeling werd verkort (van 37 dagen naar 24 dagen) en de totale ligduur in het ziekenhuis tijdens gehalveerd (van gemiddeld ongeveer 5 dagen tot 2,5 dag). Patiënten consulteerden de verpleegkundige en technicus vaker dan in de controlegroep en kwamen minder vaak bij de cardioloog. Hoewel het totaal aantal contacten toenam, bleef het aantal ziekenhuisbezoeken gelijk.

Impact

De herverdeling van taken in dit complexe zorgproces leidt dus tot verschillende positieve resultaten en kan leiden tot betere klinische uitkomsten. Cardioloog Twan van Stipdonk van het Hart+Vaat Centrum/ MUMC+ ziet de voordelen ook in de medische praktijk: “Op de eerste plaats is het natuurlijk prettig dat we patiënten sneller kunnen helpen en dat ze na behandeling eerder naar huis kunnen. Door de  contacten met verpleegkundigen en technici te structureren, komen patiënten op de juiste plek en worden ze beter geïnformeerd over hun eigen behandeling en aandoening. De verwachting is dat complicaties van hartfalen op de langere termijn ook beperkt kunnen worden.” Stijn Schretlen, managing consultant van Medtronic, vult aan: “In vervolgonderzoek kijken we momenteel naar de impact op de behandeluitkomsten in een grotere groep patiënten. Naast de verwachting dat ook het aantal heropnames en overlijdens zal dalen, verwachten we ook gunstige uitkomsten ten aanzien van kosteneffectiviteit. We hopen snel het bewijs te publiceren dat slimmere organisatie van zorgprocessen kan leiden tot betere uitkomsten voor de patiënt en lagere kosten.”

Het Maastricht UMC+ en Medtronic werken nauw samen op het gebied van value based healthcare en procesoptimalisatie in de zorg.

Bron: Maastricht UMC+

Onderzoek: Apple Watch voorkomt mogelijk ritmestoornissen

De Apple Watch als instrument om boezemfibrilleren op te sporen: onder anderen Leonard Hofstra, cardioloog en hoogleraar Cardiologie, doet er inmiddels al een tijdje onderzoek naar. Als dit onderzoek goed uitpakt, kunnen in de toekomst waarschijnlijk veel beroertes worden voorkomen.

In Nederland vinden jaarlijks 45.000 beroertes plaats, waarvan er ongeveer 9.000 komen door boezemfibrilleren. Vanuit Hofstra’s cardiologiecentra wordt al een tijd gewerkt met het systeem Hartwacht: een kleine sensor die je tussen je vingers moet houden en praat met jouw smartphone. Nu wordt dat onderzoek verder uitgebreid, vertelt Hofstra. “Met deze sensor kan worden gekeken of iemand boezemfibrilleren heeft. Wél moet je die sensor dan zelf uit je zak halen en er dus actief mee omgaan. De Apple Watch daarentegen heeft dezelfde technologie en kan zelf de hartslag in de gaten houden. Hij kan zien of de hartslag onregelmatig wordt en geeft dan aan wanneer het een goed idee is om een ECG te maken. De Apple Watch kan dus constant met de patiënt meekijken en waarschuwt als er een mogelijke ritmestoornis is. Op die manier kan boezemfibrilleren veel eerder worden opgespoord.”

Eerste fase

De eerste fase van het binnenkort startende onderzoek wordt met behulp van een Apple Watch uitgevoerd onder een groep mensen die een hoog risico op een ritmestoornis heeft, maar de ziekte nog niet heeft. Binnen deze groep mensen wordt gekeken bij welk percentage uiteindelijk boezemfibrilleren kan worden ontdekt. “In de eerste fase, die ongeveer een jaar duurt, wordt begonnen met een groep van tweehonderd mensen. Deze mensen volgen we een hele tijd. Als we dan uiteindelijk weten bij hoeveel mensen boezemfibrilleren kan worden opgespoord, gaan we naar de volgende fase: het analyseren. Deze fase duurt twee jaar.”

Impact

Een beroerte heeft volgens Hofstra veel impact, zowel op de persoon zelf als op de omgeving. Juist daarom is dit onderzoek zo belangrijk en is het prettig dat Apple dit zélf ook ondersteunt en er vertrouwen in heeft, vertelt hij. “Stel dat we door dit onderzoek duizenden beroertes zouden kunnen voorkomen, dan kun je veel leed en ook zorgkosten voor zijn. Iemand die een beroerte heeft gehad, moet vaak lang revalideren en krijgt te maken met levenslange zorg. Het is een dramatische achteruitgang van de kwaliteit van leven. Dat gaat dan hopelijk veranderen.”

Medicatie

Buiten het eerder opsporen van beroertes, is een ander bijkomend voordeel dat medicatie op die manier eerder kan worden ingezet. Als je namelijk eenmaal met medicatie tegen een beroerte, NOAC, start, ben je veilig. “Vanaf de dag dat mensen daarmee beginnen, is de kans op het krijgen van een beroerte heel veel minder. Zodra zo’n beroerte dan ook met de Apple Watch is opgespoord, kun je die medicatie geven en is die persoon safe. In mijn eigen groep patiënten heb ik honderden mensen op die medicatie zitten, en niemand heeft nog een beroerte gekregen. Dit zijn dan ook prachtige ontwikkelingen, en ik heb er goede hoop op dat deze technologie beroertes daadwerkelijk kan voorkomen.”

Eerste succesvolle DCD-hartdonaties (Heart-in-a-box) in Nederland

Artsen van het Erasmus MC, UMC Utrecht en UMC Groningen hebben de eerste DCD-hartdonatie-procedures in Nederland uitgevoerd. Het stilstaande hart van een overleden donor wordt buiten het lichaam in een machine geplaatst waar het weer gaat kloppen na toevoer van zuurstof en bloed. Vervolgens wordt het hart getransplanteerd.

Circulatiestop

Hartdonatie was voorheen alleen mogelijk bij een hersendode donor. Bij meer dan de helft van het aantal overleden donoren (in 2020 bij 150 van de 250 donoren) was er echter sprake van donatie na een circulatiestilstand (DCD, Donation after Circulatory Death). Bij deze donoren was het niet mogelijk om het hart te transplanteren. Een landelijk tekort aan donorharten was de reden van de UMC’s om deze techniek in Nederland in te zetten in samenwerking met de NTS en het ministerie van VWS.

Wachtlijst donorhart

Er staan rond de 120 hartpatiënten op de wachtlijst voor een donorhart. De sterfte op wachtlijst is hoog. Een op de zeven overlijdt omdat er niet tijdig een donorhart beschikbaar is. Cardiothoracaal chirurg Niels van der Kaaij, UMC Utrecht ‘De 3 UMC’s hebben berekend dat DCD-hartdonatie landelijk uiteindelijk tot ongeveer veertig extra hartdonoren per jaar kan opleveren. Een verdubbeling van het aantal harttransplantaties dat op dit moment gedaan wordt. En dat is hard nodig, want door het enorme tekort aan donorharten sterven er jaarlijks mensen op de wachtlijst’.

DCD-hartdonatie wereldwijd

De DCD-hartdonatieprocedure is wereldwijd al in enkele landen (onder meer in Australië, USA, België, UK en Spanje) uitgevoerd. Recentelijk kwam de National Health Service (UK) naar buiten met een bericht dat zes kinderen tussen de 12 en 16 jaar gered waren dankzij DCD-hartdonatie.

Het projectteam

De procedure is mogelijk gemaakt dankzij subsidie van VWS en de samenwerking tussen drie UMC’s; UMC Utrecht, UMC Groningen en Erasmus MC. De NTS regelde de kaders waarbinnen het project nationaal uitgerold kon worden.

Bron: Nederlandse Transplantatie Stichting

“Alleen in een ziekenhuis liggen is echt het allerergst”

Marja de Klein werkt op de hartbewaking en eerste harthulp binnen het Laurentius Ziekenhuis in Roermond. Daarnaast gaat ze regelmatig als vrijwilliger mee met HartbrugReizen als medische ondersteuning en begeleider. Ze vertelt over haar werk, momenten die haar bijbleven en hoe zij alles rondom corona tot nu toe heeft beleefd.

 Al bijna 40 jaar zit Marja in het vak. Na haar opleiding tot verpleegkundige werkte ze enkele jaren op de gecombineerde CCU/IC. Later, toen ze vier kinderen kreeg, koos ze voor regelmaat en ging ze werken op de recovery in Roermond. Toen haar kinderen groter werden, koos ze toch weer voor de afdeling waar haar hart lag. Inmiddels werkt ze al bijna 15 jaar op de hartbewaking en eerste harthulp. Mensen met onder andere pijn op de borst, benauwdheid en hartritmestoornissen komen op de eerste harthulp terecht. Daar wordt gekeken naar de klachten, bloed afgenomen en een hartfilmpje gemaakt. Marja werkt flexibel op de eerste harthulp en de hartbewaking. “Op de hartbewaking heb ik een aantal patiënten onder mijn hoede, zoals mensen die na een hartinfarct of dotterprocedure bewaakt moeten worden of een patiënt met levensbedreigende hartritmestoornissen. Het is dus een echte bewakingsfunctie voor hartpatiënten.”

----

Als lid van Hartpatiënten Nederland heeft u onbeperkte toegang tot alle Premium-artikelen op hartpatienten.nl. Het enige wat u hiervoor hoeft te doen is inloggen op uw profiel. Het zijn artikelen waar we trots op zijn en die we graag met u als trouwe lezer delen.

Academisch ziekenhuis komt in actie tegen verspilling medicijnen

Het Radboudumc is een proef gestart om verspilling van medicijnen tegen te gaan. Het academische ziekenhuis in Nijmegen hoopt dat zo jaarlijks duizenden pillen minder worden weggegooid.

Door dure medicijnen bijvoorbeeld voor een veel kortere periode te verstrekken, bijvoorbeeld door deze bij de patiënt thuis af te leveren, hoopt het ziekenhuis in Nijmegen de verspilling tegen te gaan. Veel medicatie blijft nu namelijk om allerlei redenen vaak ongebruikt en wordt vervolgens weggegooid. Dat gebeurt voornamelijk bij mensen thuis.

Uit eerder onderzoek blijkt dat jaarlijks voor minimaal 100 miljoen euro aan medicijnen wordt weggegooid. 40 procent daarvan is te voorkomen door slimmer te werken, zeggen onderzoekers. Het Radboud gaat daar nu mee aan de slag in de hoop de zorg betaalbaarder te maken en het milieu minder te belasten.

Lees hier verder

Noodkreet: onvoldoende capaciteit hartchirurgische zorg

Het is in Nederland op dit moment niet meer mogelijk om de hartchirurgische zorg te leveren waarvan we in ons land vinden dat die noodzakelijk is. Het grootste probleem ondervindt op dit moment de urgente planbare hartchirurgische zorg. Bij uitblijven van maatregelen om meer ruimte te creëren voor hartchirurgische zorg zal dit consequenties hebben voor patiënten. Dit betekent een toename van sterfte door niet of te laat verrichten van operaties en verlies van levensverwachting en kwaliteit van leven.

Het bestuur van de Nederlandse Vereniging voor Thoraxchirurgie (NVT) maakt zich grote zorgen over dit tekort aan capaciteit voor hartchirurgische zorg tijdens de huidige COVID-pandemie en pleit voor een betere spreiding van IC-bedden. Zij uitten hun zorgen in een brief aan o.a. Tamara Ark, de minister voor Medische Zorg en Sport. Ook wij ondersteunen deze noodkreet, en vragen de overheid om extra IC-bedden beschikbaar te stellen voor hartoperaties.

Het is de bedoeling dat de niet-urgente planbare zorg, dus de zorg die binnen 6 weken geleverd zou moeten worden, in Nederland grotendeels doorgang vindt. Maar dit geldt momenteel niet voor de hartchirurgie. Voorzitter Nederlandse Vereniging voor Thoraxchirurgie Jerry Braun: ‘Het zou helpen als de IC-zorg voor COVID-19 patiënten landelijk beter gespreid wordt, zodat IC-bedden voor postoperatieve opvang van hartchirurgische patiënten worden gecreëerd in die ziekenhuizen.’

Andere verdeelsleutel spreiding IC-patiënten
Naar aanleiding van het tekort aan IC-capaciteit heeft op vrijdag een overleg plaatsgevonden tussen het bestuur van de NVT en alle afdelingshoofden van CTC centra. De vereniging heeft bovenstaande knelpunten, maar ook de oplossingsrichting, inmiddels doorgegeven aan de Minister voor Medische Zorg en Sport, aan de IGJ en aan het LCPS en hoopt op een spoedige reactie. Jerry Braun: ‘De landelijke spreiding van de Covid-gerelateerde IC-zorg houdt geen rekening met de specifieke zorgtaken van ziekenhuizen. Er zijn in Nederland 16 centra waar hartchirurgie wordt verricht. Om de zorg zoals boven beschreven weer mogelijk te maken zou bij de spreiding van Covid-gerelateerde IC-zorg voor deze 16 centra een andere verdeelsleutel gehanteerd moeten worden. Daar komt bij dat in deze centra vaak nog andere tertiaire zorg geleverd wordt, zoals complexe traumatologie en transplantaties, waarvoor ook een extra IC-behoefte is.’

De cijfers zijn alarmerend
Op dit moment worden in alle 16 centra vrijwel alleen patiënten geopereerd voor acute en hoogurgente zorg die binnen respectievelijk 24 uur en 1 week geleverd moet worden. Zelfs bij patiënten die binnen een week een operatie nodig hebben worden op meerdere plaatsen in Nederland ingrepen herhaaldelijk uitgesteld door het gebrek aan IC-capaciteit. Het grootste probleem speelt zich echter af in de categorie voor noodzakelijke of urgente niet-kritieke zorg. Deze operaties worden nu vrijwel niet verricht, waardoor de gestelde termijn van 4 tot 6 weken niet gehaald wordt. Op jaarbasis zijn in Nederland nu (week 50) bijna 1900 hartoperaties minder verricht in vergelijking met het jaar 2019. Dat betekent 12% minder op het totaal aantal hartoperaties bij volwassenen. Dat lijkt in eerste instantie wellicht niet eens zo veel. Waar het echter om gaat is dat we deze 1900 patiënten nooit meer zullen opereren, ook niet als in de toekomst Covid een beheersbaar probleem zal zijn. Daarvoor is namelijk in ons land geen capaciteit. De NVT adviseert haar leden om voor dit probleem lokaal aandacht te blijven vragen bij de Raad van Bestuur van de ziekenhuizen.

 

Visie Hartpatiënten Nederland 

Hartpatiënten Nederland ondersteunt deze noodkreet van de Nederlandse Vereniging voor Thoraxchirurgie (NVT), en houdt de wachttijden nauwlettend in de gaten. Ook vraagt HPNL de overheid om extra IC-bedden beschikbaar te stellen in hartchirurgische centra, voor hartoperaties.

Stamceltherapie bij angina pectoris

Na een serie ingrepen aan zijn hart kreeg Jan Veenhuijzen (84) uit Middenbeemster te horen dat er niets meer voor hem gedaan kon worden. Als echte levensgenieter nam hij daar niet zomaar genoegen mee. Al googelend stuitte hij op een nieuwe, nog vrij onbekende stamceltherapie in het LUMC (Leiden).

‘Ik heb al bijna 25 jaar hartproblemen. In 1998 heb ik een bypass operatie ondergaan, waarna het een tijdje goed ging. Maar na tien jaar kreeg ik opnieuw problemen en daarna bleef ik doorsukkelen. Diverse keren werd ik per ambulance met spoed naar het ziekenhuis gebracht. Ik kreeg een pacemaker en er werden twaalf stents geplaatst, waaronder een zogenaamde ‘reducer stent’, speciaal voor uitbehandelde patiënten. In 2018 ben ik nog een keer gedotterd. Daarna zeiden de artsen dat ze helaas niets meer voor me konden doen, ik moest er maar mee leren leven. Ook al was ik inmiddels de tachtig al gepasseerd; daar was ik het niet mee eens! Op dat moment kon ik amper honderd meter lopen en was ik constant moe. Maar ik was er nog lang niet aan toe om eruit te stappen.

Ik ben best handig op de computer en ben een beetje gaan googelen of er écht geen andere mogelijkheden meer waren. Zo las ik op een gegeven moment over een experimentele therapie die in het LUMC werd gegeven, waarbij stamcellen in de hartspier worden geïnjecteerd. Ik heb dit aan mijn cardioloog voorgelegd, die nog nooit van de methode had gehoord. Aanvankelijk was hij een beetje sceptisch. ‘Zou je dat nu wel doen?’, vroeg hij. Er zitten immers ook risico’s verbonden aan zo’n nieuwe methode. Maar wat had ik te verliezen? Het was óf blijven doorsukkelen, óf een risico nemen.

In overleg met mijn familie en mijn cardioloog heb ik me opgegeven en na een reeks onderzoeken werd ik toegelaten tot het experiment. Op 5 december 2018 was de grote dag. ’s Ochtends werden stamcellen uit mijn beenmerg afgenomen en ’s middags zouden die in de hartspier worden gespoten. Natuurlijk was dat wel even spannend, ik realiseerde me goed dat het ook fout kon gaan. Daar moest ik ook voor tekenen. Maar gelukkig verliep alles zonder problemen en mocht ik al snel weer naar huis.

Inmiddels zijn we anderhalf jaar verder en de verbetering is aanzienlijk. Ik loop inmiddels weer dagelijks een rondje door het dorp, wat vóór de ingreep onmogelijk was. En dan houd ik ook nog genoeg energie over om mijn vrouw te helpen in het huishouden en mijn kinderen en kleinkinderen te zien. Ik heb een achterkleinzoon van 2, die ik gelukkig nog kan zien opgroeien. Wie weet hoe ik eraan toe was geweest als ik niet bij toeval op die methode was gestuit? Daarom vertel ik bewust nu mijn verhaal in Hartbrug, in de hoop dat meer mensen met dezelfde klachten weten dat deze optie er is, en dit voorleggen aan hun cardioloog. Hopelijk krijgen andere mensen die uitbehandeld zijn zo, net als ik, een nieuwe kans.’

(kader)
Cardiale celtherapie
De behandeling in het LUMC is geschikt voor mensen met onbehandelbare pijn op de borst door vernauwingen in de kransslagvaten (angina pectoris). De patiënten die ervoor in aanmerking komen hebben reeds alle medicijnen die ze kunnen verdragen en laten op de nucleaire doorbloedingsscan een beeld van verminderde doorbloeding van de hartspier zien.

Bij de ingreep worden er cellen uit het eigen beenmerg in de hartspier geïnjecteerd, waaronder stamcellen. Uit experimenten met dieren en onderzoeken bij patiënten is gebleken dat injectie van lichaamseigen beenmergcellen in het hart kan leiden tot een verbeterde doorbloeding en hartfunctie, afname van het zuurstoftekort en een vermindering van de klachten van pijn op de borst.

De methode wordt sinds 2003 toegepast en is sindsdien meer dan 300 keer uitgevoerd. De resultaten zijn vooralsnog positief te noemen en inmiddels wordt de ingreep ook vergoed door de zorgverzekeraar. Omdat de behandeling nog steeds relatief nieuw is, wordt er nog steeds wetenschappelijk onderzoek gedaan.

Dat de methode zo nieuw is en ook alleen in het LUMC wordt toegepast, heeft als gevolg dat veel cardiologen in andere ziekenhuizen nog niet op de hoogte zijn van deze mogelijkheid. Dr. Douwe Atsma, die de behandeling in het LUMC uitvoert: ‘We publiceren natuurlijk wel onze resultaten, en via wetenschappelijke literatuur kunnen andere artsen er ook mee in aanraking komen. Aangezien het om een kleine groep patiënten gaat, is de behandeling momenteel alleen in het LUMC beschikbaar. Op die manier houden we voldoende expertise. Andere ziekenhuizen zouden het, in overleg met ons, wel kunnen oppakken.’ De risico’s zijn volgens Atsma gelijk aan die van een hartkatheterisatie. ‘Het bloedvat in de lies moet natuurlijk weer goed dichtgaan en er kunnen eventueel stolsels vanuit de grote lichaamsslagader naar het hoofd schieten. Deze kans is ongeveer 0,8% in onze groep.’

Kijk voor meer informatie over de behandeling op www.hartlongcentrum.nl/behandelingen/stamceltherapie of overleg met uw cardioloog.

Tekst Marion van Es

Voor meer artikelen over o.a hartproblemen klik hier

Lockdown: afname hartinfarcten

Sinds ons land in een intelligente lockdown ging, zijn het aantal patiënten met een hartinfarcten enorm afgenomen, tot wel vijftig procent. Niet alleen in Nederland, maar wereldwijd is dit effect merkbaar. Over de oorzaak tasten cardiologen nog in het duister. Ook professor Martin Schalij, hoogleraar cardiologie en afdelingshoofd in het LUMC te Leiden, houdt zich ermee bezig.

hartinfarcten

Martin Schalij

Binnen de medische wereld wordt druk gespeculeerd over de opmerkelijke afname. Een voor de hand liggende reden is dat mensen uit angst voor het virus minder snel naar het ziekenhuis durven komen, maar daar gelooft dr. Schalij niet in. ‘Dat zou misschien opgaan bij milde klachten, maar bij een acuut hartinfarct blijf je echt niet thuis. Bovendien zouden we dan nu, zo’n drie maanden later, mensen moeten zien die te lang hebben gewacht. Het aantal mensen dat overlijdt aan een hartinfarct zou dan gestegen moeten zijn, net als het aantal mensen met schade als gevolg van een niet opgemerkt infarct. Ook die zien we nauwelijks.’

Hij acht het geloofwaardiger dat de afname te maken heeft met de veranderingen in de maatschappij als gevolg van het virus: doordat er nauwelijks vliegtuigen vliegen en minder verkeer op de weg is, is de lucht vele malen schoner geworden. Ook zouden mensen door de extra vrije tijd of het thuiswerken misschien minder stress kunnen ervaren. Momenteel wordt er op verschillende plekken in de wereld onderzoek gedaan naar oorzaken en verbanden.

‘Sinds een paar weken neemt het aantal infarcten weer toe’, zegt Schalij. ‘Mischien omdat het weer drukker wordt op de weg, of omdat de stress toeneemt? We weten het gewoon niet, maar het is wel interessant om te onderzoeken. Stel nu dat het aantal hartinfarcten écht minder is geworden doordat we met z’n allen een stapje terugdoen. Dan moeten we onszelf toch wel achter de oren gaan krabben wat we met z’n allen aan het doen zijn. Dus niet zomaar teruggaan naar de oude situatie als de crisis voorbij is, maar kijken hoe we ook in de toekomst een stapje terug kunnen blijven doen. Uiteraard zonder dat de economie daaraan ten onder gaat, want dat mensen en bedrijven massaal failliet gaan is óók heel ernstig.’

The box
En er zijn meer opzichten waarin Schalij hoopt dat we iets leren van de coronacrisis. Enkele jaren geleden begon hij al met een studie naar de effecten van e-consulten en thuismeetapparatuur: de zogeten ‘boxes’. Zo’n duizend patiënten die een hartaanval hadden gehad, kregen een doos mee naar huis met daarin een bloeddrukmeter, hartritmemeter, stappenteller en weegschaal. De patiënt houdt zelf de gegevens bij en stuurt de resultaten met behulp van de smartphone rechtstreeks door naar het elektronisch patiëntendossier. Op het moment dat de coronacrisis uitbrak, kwam deze uitvinding goed van pas. De box werd versneld ingevoerd en er kwam zelfs een speciale covid box voor coronapatiënten, aangevuld met een zuurstofmeter. Op deze manier kon de druk op het ziekenhuis flink worden afgenomen, zonder dat het ten koste ging van de gezondheid van de patiënt.

‘Toen de crisis uitbrak, hadden we net de resultaten binnen van het onderzoek onder patiënten die een box hadden gekregen’, vertelt Schalij. ‘Qua gezondheid was er geen verschil met de groep zonder box, en de patiënt zelf blijkt tevreden. Het scheelt mensen veel tijd, omdat ze minder vaak naar het ziekenhuis hoeven te komen. Maar misschien nog wel belangrijker: mensen vinden het prettig om zelf verantwoordelijkheid te hebben voor hun gezondheid.’

Videobellen
Volgens de professor is het slechts een kleine groep die huiverig is om zelf digitaal aan de slag te gaan. ‘We hebben een team van drie dames die helpen bij de technische ondersteuning. En als iemand het echt niet wil, hoeft het niet en houden we het gewoon bij de oude situatie. Maar het is een misvatting dat dit met leeftijd te maken heeft, we merken juist dat veel ouderen heel handig zijn met internet en smartphones. Tijdens de coronacrisis hebben ook veel ouderen bijvoorbeeld leren videobellen met de kinderen en kleinkinderen.’ Het is zeker niet de bedoeling dat digitale middelen het rechtstreekste contact met de arts gaan vervangen, benadrukt de professor. ‘Vooralsnog worden twee van de gebruikelijke vier consulten vervangen door e-consulten – een spreekuur via videobellen. Maar het voordeel is dat als de patiënt regelmatig gegevens invoert, we ook tussentijds in de gaten kunnen houden of er bijzonderheden zijn. Het contact met de arts blijft dus, het wordt alleen efficiënter.’

Zo kan er dus ook in bepaalde gevallen sneller worden ingegrepen, bijvoorbeeld bij patiënten met hartritmestoornissen, pacemakers of ICD’s. Wijken de gegevens af, dan ziet de arts dit direct. Daarnaast is het de bedoeling dat de patiënt zelf grip krijgt op zijn gezondheid, legt Schalij uit. ‘Vroeger vertelde de arts welke medicatie je moest nemen en deed diegene dat. Tegenwoordig kunnen we uitleggen wat de patiënt zelf kan doen, bijvoorbeeld minder zout nemen om de bloeddruk omlaag te krijgen, of meer bewegen als we aan de stappenteller zien dat dit beter kan. Patiënten zijn over het algemeen heel slim en als je ze de hulpmiddelen geeft, kunnen ze ook heel veel zónder ons.’

Gezondheid in plaats van zorg
Dat mensen minder vaak naar het ziekenhuis komen, is niet alleen belangrijk in tijden van corona. ‘Mede door de vergrijzing neemt het aantal patiënten dramatisch toe’, legt Schalij uit. ‘De capaciteit van het ziekenhuis wordt niet zomaar groter, dus als we niets doen, loopt het systeem vast. Als we meer dingen thuis kunnen doen, is er in het ziekenhuis meer ruimte voor nieuwe patiënten. Maar preventie is nog veel belangrijker. Ik vind het persoonlijk heel leuk om een dotterbehandeling uit te voeren, maar ik heb natuurlijk liever dat zo’n ingreep niet nodig is. We moeten als medici dus meer toewerken naar het bevorderen van gezondheid, in plaats van naar het leveren van zorg.’

De coronacrisis heeft die inzichten volgens hem versneld. ‘Voorheen wilden patiënten het liefst gewoon naar het ziekenhuis komen, nu zeggen ze sneller: dat hoeft van mij niet zo. En ook artsen die eerst geen voorstander waren van the box, zien nu de voordelen. We wilden al heel lang de zorg anders inrichten, maar nu kan het heel snel gaan. In het LUMC zijn inmiddels 31 verschillende boxes in ontwikkeling, voor allerlei vakgebieden. We willen die blijven gebruiken. Niet uit noodzaak, maar ook als de ziekenhuizen weer volledig open zijn.’

Voor meer artikelen over o.a Corona klik hier