Antonie binnen een jaar twee keer aan zijn hart geopereerd

 

ACHTERVELD – Antonie is pas 18 jaar oud, maar moest in één jaar tijd tweemaal onder het mes voor een hartoperatie. Het nieuws dat hij opnieuw geopereerd moest worden kwam bij hem aan als een schok, vertelt hij.

 

Zijn eerste openhartoperatie in het Universitair Medisch Centrum Utrecht was in november 2011 dringend nodig, toen een verwijding van meer dan vijf centimeter ontdekt werd. De operatie verliep volgens Antonie voorspoedig, hoewel zijn hart tijdens de operatie voor een tweede keer moest worden stil gelegd. ‘De aortaklep was te klein en lekte teveel. Ze hebben het hart toen opnieuw stil gelegd. Daarna hebben ze een aortaklep-reconstructie uitgevoerd. Het lekt nog steeds, maar zo weinig, dat ik er volgens de artsen goed mee kan leven.’ Dat vertelde Antonie in de uitgave van Hartbrug-Magazine in januari 2012.

 

De operatie was gelukt, het bevestigen van de prothese was goed gegaan en de verwijding was weg. Maar de klep ging steeds meer lekken. ‘Dat hadden de artsen toen niet zien aankomen’, vertelt Antonie. ‘Dat was pech. Ik moest opnieuw worden geopereerd.’

 

Eigenlijk werd de noodzaak van een nieuwe operatie duidelijk tijdens de revalidatie. ‘In het begin ging het goed’, herinnert Antonie zich. ‘Maar later bleef mijn conditie stil- staan. Toen ik langer moest fietsen en rennen, hield ik dat niet vol. Bij controles bleek de oorzaak de lekkende aorta-klep. Toen ging het balletje opnieuw rollen.’

 

‘Toen in juni het nieuws binnen kwam dat ik opnieuw geopereerd moest worden, schrok ik vreselijk. Na afloop van die operatie in november leef je toch ergens naartoe.
Naar beter worden, steeds meer kunnen. Je gaat er voor! En dan komt dat verschrikkelijke nieuws binnen. Ook voor mijn vriendin was dat moeilijk, ze reageerde verdrietig.’

 

Na zijn vorige operatie kreeg de nog bij zijn ouders wonende Antonie verkering met een meisje. Zij gaf en geeft hem veel steun, net zoals zijn ouders, vertelt hij. ‘Voor mijn ouders was het nieuws dat ik opnieuw de operatietafel op moest ook een schok.’

 

‘Ik was niet bang voor de operatie. Dat had ik geleerd van de vorige keer dat ik onder het mes ging. Voor de chirurg is het routinewerk. Maar ik piekerde over het feit dat ik een mechanische aortaklep ging krijgen. Hoe reageert mijn hart daarop? Hoe zal het leven zijn met zo’n klep? Hoe zit het met antistolling? Met infecties? Met afstotingsverschijnselen? Allemaal vragen die door mijn hoofd spookten.’

 

‘Toen ik werd opgenomen in het ziekenhuis, bleek ik net als in november de jongste te zijn, omringd door allemaal oudere hartpatiënten. Je bouwt een band op, iedereen ligt er voor hetzelfde. Als er iemand terugkwam van de operatie, gingen de anderen langs en vroegen hoe het gegaan was.’

 

‘Op 6 september ben ik in Utrecht opnieuw geopereerd. Ik kreeg een mechanische klep die een leven lang meegaat. Volgens de chirurg was de operatie wederom zeer geslaagd. Ze waren zelfs een paar uur eerder klaar dan gepland was. Ik had het geluk dat de nieuwe klep precies in mijn oude prothese paste. Als dit niet het geval zou zijn geweest zou de oude prothese eruit gehaald worden en vervangen worden door een prothese met passende klep.’ Ook na de operatie verliep het herstelproces voorspoedig en Antonie werd na zes dagen ontslagen.

 

‘De eerste controle was op 19 oktober, zes weken na de operatie. Daar leefde ik naartoe. Want daar zou ik horen of de klep het goed deed. Zes weken na de operatie was het dan eindelijk zover, mijn eerste controle. Ik was er best wel zenuwachtig voor’, vertelt Antonie. ‘Maar alles was positief. Nadat er een ECG was gemaakt kreeg ik een gesprek met de arts. Na wat onderzoeken en een prettig gesprek konden we met een brede glimlach weer naar huis’, aldus Antonie. ‘Ze hadden geen rare dingen gezien of gehoord, we hoefden ons nergens zorgen over te maken. Over drie maanden moesten we weer terug komen.’

 

Naar school kon Antonie nog niet gaan. Hij studeert MBO Luchtvaarttechniek, een vierjarige opleiding. Antonie moet nog twee jaar, vertelt hij. Hij wilde na ruim een maand thuis zitten graag weer naar school. Medio december ging hij voor het eerst weer een hele week naar school. Hij wil dat ook dit jaar blijven volhouden. Voor de examens heeft hij zich moeten uitschrijven, dat ging niet meer lukken.

 

‘Het gaat nu vrij goed met mij. Ik krijg nu twee keer per week fysiotherapie. Ik zie bij mezelf een stijgende lijn’, zei Antonie. Op het moment dat we hem voor dit interview spraken, was het veertien maanden geleden dat hij geopereerd werd. ‘Ik voel me nu een stuk beter dan veertien maanden geleden na de eerste operatie. Verder loop ik veel en ben ik weer begonnen met fietsen, iets wat ik nog steeds graag doe. Op school heb ik twee examens gemist; maar hiervoor kan ik me weer inschrijven zodra ik er klaar voor ben. Uitgaan zit er nog niet in, maar zo nu en dan ‘s middags op een terrasje is een goed begin.’

 

‘Ik vind het fijn dat ik op deze manier mijn verhaal kan doen en ik hoop dat de lezers inzien dat een openhart-
operatie niet het einde van de wereld is. Zeker de mensen die mijn eerste verhaal hebben gelezen kennen mijn geschiedenis. Voor de artsen is het hun werk en ze weten wat ze doen. Ik heb nu twee operaties binnen een jaar gehad en ik moet zeggen dat de tweede operatie mij zeker is meegevallen. Achteraf dan, van te voren zag ik er wel extra tegenop omdat je nu weet wat er komen gaat. Maar heb vooral vertrouwen en praat veel met mensen om je heen. Dat helpt! Voor mij hielp het zeker!’

Nederland, Achterveld, 6 januari 2012. Antonie Donath, 17 jaar, met zijn moeder en zusje. Antonie wil piloot worden. Antonie heeft een hartkwaal vanaf zijn geboorte. Foto: Marcel Bakker

 

Eerste Harthulp in kleinere ziekenhuizen blijft belangrijk

 

Roermond – De Eerste Harthulp in kleinere streekziekenhuizen blijft belangrijk. De zorg voor hartpatiënten moet goed geregeld zijn, want het gaat om grote aantallen patiënten. Hart- en vaatziekten zijn nog steeds doodsoorzaak nummer één.

 

Daarmee reageert de Nederlandse Vereniging van Cardiologen (NVVC) op een recent standpunt van Zorgverzekeraars Nederland (ZN). ZN wil de gespecialiseerde spoedeisende hulp, waaronder cardiologie, in een kleiner aantal ziekenhuizen concentreren. Dat zou de kwaliteit van de zorg verbeteren. De NVVC is het daar op zich mee eens, maar wil evengoed de Eerste Harthulp in kleinere ziekenhuizen handhaven.

 

‘Lokale eerste harthulpen spelen een cruciale rol in de opvang van patiënten met hartklachten’, zegt voorzitter prof. dr. Martin Schalij van de NVVC. Hij wijst erop dat de zorg voor mensen met een acuut hartinfarct geconcentreerd is in 29 interventieklinieken. Acute zorg voor patiënten met hartklachten gaat echter verder dan de zorg voor patiënten met een hartinfarct.

 

Van alle acute patiënten heeft circa 25% een dotterbehandeling nodig. Juist voor de grote groep patiënten die geen hartinfarct hebben, is het belangrijk om snel opgevangen te kunnen worden. De NVVC streeft dan ook naar een netwerk van klinieken met verschillende niveaus. De juiste zorg op de juiste plaats is waar het om gaat, vindt de NVVC.

 

‘ZN is in deze discussie vooral gericht op acute hartinfarcten’, aldus prof. Schalij. ‘Deze mensen gaan naar een dottercentrum. Dat is overal goed geregeld. Daarbij gaat het echter om slechts 20 procent van het aantal patiënten. Zo’n 80 procent heeft last van hartfalen, ritmestoornissen en dergelijke. Deze mensen zijn beter af bij een goede Eerste Harthulp. Bij een ritmestoornis gaat iedereen het liefst naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis. Dat is prima zo, en daarin zit een belangrijk meningsverschil tussen ons en ZN.’

 

‘Laten we zorg in netwerken organiseren, met als uitgangspunt: de juiste zorg op de juiste plaats. Daarvoor hebben wij het programma NVVC/Connect opgezet. In NVVC/Connect brengen we in kaart hoe de harthulp in de regio is georganiseerd en laten we ook concrete getallen zien. Bijvoorbeeld hoe lang het duurt voordat er in het ene ziekenhuis of in het andere gedotterd wordt. Daarnaast maken we protocollen per regio zodat iedereen precies weet wat hem of haar te doen staat en mensen zo snel mogelijk op de juiste plek terecht komen.’

 

‘Tijdens een gesprek met ZN bleek dat zij foute cijfers hanteren, gebaseerd op DBC-data van ziekenhuizen. Simpel uitgelegd: een reanimatie krijgt in een ziekenhuis de code hartinfarct. Het kan dan om iets anders gaan, en dat vertroebelt het beeld.’

 

‘Wij hebben in kaart gebracht in welk ziekenhuis je met een specifieke afwijking het beste terecht kunt. Ons doel is de patiënt de beste behandeling te geven, zodat je als patiënt weet dat je daar goed ligt.’

Valpartijen breekt veel Nederlandse ziekenhuizen op Andere kijk op de ‘stabiele’ patiënt

 

ROERMOND – Mevrouw van Roozendaal* (62) uit Utrecht had dit keer geluk. Nou ja, een klein beetje dan. ‘Als het even anders was gegaan, had ik óók nog iets kunnen breken’, zegt ze. Een lachje kan er amper vanaf, begrijpelijk.

 

Want net herstellende van een borstsparende operatie, een kleine week daarvoor, struikelde mevrouw Van Roozendaal bij het behoedzaam uit bed klimmen tóch over een infuuskatheter. Die hing wat onzichtbaar over haar ziekenhuisnachtkastje. ‘Nog net kon ik mij aan de bedstang vastgrijpen, maar maakte daarbij een rare beweging. Een blauwe knie en een flinke bloeduitstorting bij mijn rechteroksel. In zekere zin gelukkig… want ik ben links geopereerd. Het deed wel erg pijn, heb lang het gevoel gehad alsof mijn lichaam totaal opgerekt was. Twee dagen extra voor observatie in het ziekenhuis heeft het me gekost. De dokter wilde geen risico nemen.’

 

Uiteindelijk liep het dus goed af voor mevrouw van Roozendaal.

Te vaak echter komen patiënten in Nederlandse ziekenhuizen en ouderen in verzorgings- of verpleeghuizen ten val. Door allerlei dikwijls onnodige obstakels, zoals rondslingerende snoeren en slangen, meubilair, op- of afstapjes bij liften, vloerkieren bij de liftschaft waarin rollatorwielen blijven steken, weegapparatuur, gladde hospitaalgangen, maar ook infuuspalen. Het ronddraaiende onderstel van de soms topzware infuushouders, de zogenoemde ‘kruisvoet’, blijkt menige patiënt onderuit te halen.

 

Concrete Nederlandse cijfers over het aantal specifieke valincidenten door infuusstandaards zijn er niet, maar dát ze voorkomen – en te vaak – is zeker. Oudere patiënten, personen die klein van stuk zijn, mensen onder invloed van geneesmiddelen en lichamelijk verzwakten… Zíj behoren tot de brede risicogroep om te vallen met of over een infuuspaal.

 

‘Mijn vrouw is inderdaad niet groot, eerder klein van postuur, 1.62 meter’, vertelt de heer Zandstra* uit Groningen. ‘Zij was patiënt op de hartafdeling en had de grootste mogelijke moeite de infuuspaal recht voor zich uit te duwen. De dokter had haar gezegd dat zij zoveel mogelijk moest bewegen. Een wandeling op de gang, werd haar geadviseerd. Steeds een stukje verder, als dat kon. Misschien wel naar de centrale hal toe. Dat wilde ze wel, maar het lukte niet. Vanwege die infuuspaal met twee zware zakken vloeistof eraan. Die slingerden gevaarlijk heen en weer als ze de paal met zo’n kruisvoet met wieltjes over een miniem drempeltje probeerde te duwen. Bovendien stuurde het ding voortdurend naar links. Het kostte haar veel inspanning om hem recht te houden.’

 

Totdat de echtgenote van meneer Zandstra bij toeval, een nieuw type infuusstandaard in handen kreeg. Een combinatie van een infuuspaal en een rollator. Een hulpmiddel dat het ziekenhuis voor enige weken op zicht had gekregen  van de producent, om uit te proberen.

 

Het verschil tussen de al vele jaren massaal in Nederlandse ziekenhuizen ingezette  kruisvoet-infuuspalen en de nieuwe infuusstandaard van het type ‘Rollamate’ is volgens mevrouw Zandstra* groot. Deze laatstgenoemde infuuspaal is overigens ontwikkeld door het bedrijf Endomed en de TU Delft.

 

‘De nieuwe infuusstandaard kon ik eenvoudig vóór me uitrijden, hij was stabiel’, zegt mevrouw Zandstra. ‘En dat terwijl ik de ‘gebruikelijke’ infuuspaal amper in het rechte spoor kon houden en zijwaarts moest voortduwen. Dat kostte me veel energie. Ik neigde voortdurend te struikelen, omdat die ronddraaiende kruisvoet met zijn hinderlijk tollende wieltjes me letterlijk voor de voeten reed. Bovendien wikkelde regelmatig de katheterslang óm de stang.’

 

Nederlandse zorginstellingen zeggen er álles aan te doen om het jaarlijkse grote aantal valincidenten te verminderen. Toch accepteren velen kennelijk het struikelrisico met de kruisvoet-infuuspalen.

 

Niels van Amerongen van Endomed in Didam, een bedrijf dat medische producten en diensten aan ziekenhuizen en laboratoria levert, herkent ervaringen als die van de dames van Roozendaal en Zandstra. ‘Wanneer wij echter van dit soort voorvallen vertellen, wordt al snel gezegd dat wij ‘in ons eigen straatje’ praten.  Natúúrlijk hopen wij dat ziekenhuizen open staan voor ons product. Maar vooral omdat met deze heel stabiele infuusstandaard, die aan de nieuwste inzichten op ergonomisch gebied voldoet, veel nare valincidenten kunnen worden voorkomen.’

 

Enkele ziekenhuizen geven toe dat dergelijke hulpmiddelen tot de sluitpost in het uitgavenpatroon behoren. ‘We moeten inderdaad nogal wat moeite doen om besluitvormers in sommige ziekenhuizen ervan te overtuigen dat een wankele patiënt is gebaat bij stabiliteit’, stelt Van Amerongen. Inmiddels heeft een aantal ziekenhuizen Rollamates standaards in huis. Om uit te proberen…

 

Maar enkele vooraanstaande ziekenhuizen hebben al bestellingen gedaan: het Erasmus MC in Rotterdam heeft er ruim 100 gekocht en is als eerste ziekenhuis in Nederland volledig overgestapt op de nieuwe standaard. Ook het Canisius-Wilhelmina ziekenhuis in Nijmegen heeft er nu 90 aangeschaft…

 

(Uit overwegingen van privacy zijn de namen van de met een
* aangeduide personen gefingeerd.)

 

[ De infuuszakken zwaaiden vervaarlijk heen en weer ]

 

Rollamate op locatie in het Erasmus MC in Rotterdam
foto © Bart Versteeg 29-02-12

 

 

fotografie: Bart Versteeg

Meer zelfredzaamheid

De Rollamate infuusstandaard is gemaakt van roestvrij staal en verhoogt de zelfredzaamheid van (rolstoel)patiënten. Door de speciale constructie van de voet heeft de infuuspaal een hoge stabiliteit gekregen. Aan de infuusstandaard kan een verstelbare handgreep worden bevestigd die het transport door patiënt of verpleegkundige vereenvoudigt. Door de hoge stabiliteit en de open constructie van de voet kunnen patiënten zelfstandig op pad gaan, soms met meerdere infuuspompen en/of infuuszakken, zonder dat zij het risico lopen te vallen over de voet of  de wielen. Zie ook: www.rollamate.com

 

Dotteren met een missie

 

EMMEN – Vroeger kon je alleen gedotterd worden in een groot ziekenhuis met hartchirurgie. En wel omdat daar een chirurg klaar stond, mocht het dotteren tot complicaties leiden en een hartoperatie acuut nodig zijn.  De laatste jaren krijgen steeds meer streekziekenhuizen toestemming om te dotteren, mits daarbij voldaan wordt aan enkele strenge voorwaarden.

 

Een van die ziekenhuizen is het Scheper Ziekenhuis in Emmen, provincie Drenthe. Vreemd, zo op het eerste gezicht, want het gaat om een relatief dun bevolkt gebied. Hoe kan zo’n ziekenhuis voldoen aan de minimumeis, waarbij het dottercentrum minimaal 600 behandelingen moet uitvoeren? ‘Vroeger was een aantal van 600.000 mensen in de omgeving een minimumvoorwaarde om te mogen dotteren’, legt interventiecardioloog Gillian Jessurun van het Scheper Ziekenhuis uit. ‘Wij lieten hier zien dat het niet alleen gaat om het aantal mensen dat hier woont. Uit onderzoek door het RIVM bleek namelijk dat in Drenthe het aantal opnamen en de sterfte als gevolg van hartaandoeningen hoger is dan landelijk gemiddeld omdat de bewoners veel meer risicofactoren zoals hoge bloeddruk, overgewicht, suikerziekte en roken hebben. Je moet dus niet alleen kijken hoeveel mensen er in de buurt wonen, maar ook wat hun gezondheidsconditie is.’

 

‘Door een regionale samenwerking met de ziekenhuizen in Assen, Hoogeveen, Stadskanaal en anderen is het mogelijk om ruimschoots te voldoen aan de eis van minimaal 600 dotterbehandelingen op jaarbasis. Het dottercentrum heet ook Invasieve Hartzorg Drenthe (IHD) om deze regiofunctie te benadrukken.’

 

‘We letten heel goed op de wens van de patiënt’, benadrukt Jessurun. ‘Wij bieden kwalitatief hoogwaardige zorg en service zonder wachtlijsten’, gaat Jessurun verder. ‘Daarin onderscheiden we ons van omringende hartcentra. Wij werken gewoon door, als het moet tot 22.00 uur in de avond. Om dit te kunnen moeten de medewerkers flexibel zijn. Meerwaarde krijgen wij als ziekenhuis alleen als we ons met zijn allen anders opstellen. En flexibel personeel krijg je alleen mee als je hen kunt uitleggen waarom je dat zo doet en hun de waardering geeft die bij deze inzet past.’

 

Niet alleen daardoor komen er meer patiënten naar het ziekenhuis in Emmen om gedotterd te worden. Het interventieteam van IHD bestaat uit Dr. Alexander Schramm, Dr. Rutger Anthonio en Dr. Gillian Jessurun. ‘We hebben elk meer dan tien jaar ervaring in het verrichten van hartkatheterisaties en hebben jarenlang de meest complexe ingrepen uitgevoerd. Die expertise is belangrijk. Stel je hebt een verkalkt bloedvat dat al jaren dicht zit. Daar kun je niet zomaar met een draadje doorheen prikken. Door ervaring en met behulp van goede technieken lukt het vaak toch om een route te creëren.’ Ook heeft de intensieve nazorg van patiënten in een levensbedreigende situatie meerwaarde gekregen door het aantrekken van een zeldzame cardioloog intensivist.

 

Daarnaast is niet alleen de indicatie hartaanval reden om te dotteren in Emmen. ‘We doen dat ook bij mensen met andere aandoeningen zoals hartfalen. Heel vaak blijken deze mensen ernstige bloedvatvernauwingen te hebben. Zo kwam een vrouw hier bij ons die we twee keer gedotterd hebben. Voor die tijd had haar hart een slechte pompfunctie. Na twee keer dotteren verbeterde die pompfunctie naar een normaal niveau. Dat betekent dat een meer belastende hartoperatie niet altijd nodig is. Dat is in dit soort gevallen beter voor de patiënt en kost minder. Omdat wij de indicaties zorgvuldig stellen en optimaal benutten, zoals sommige mensen met hartfalen, kunnen we samen met de eerdergenoemde argumenten het minimum aantal dottergevallen op jaarbasis makkelijk halen.’

 

Ook de samenwerking met hartchirurgische centra garandeerde het succes van IHD. De ontwikkelingen in deze samenwerking gaan verder. ‘Mocht het in zéér zeldzame gevallen dan toch mis gaan, dan kunnen wij in de toekomst de patiënt hier stabiliseren met een mobiele hartlongmachine en de chirurg per helikopter laten invliegen.’

 

‘Met creativiteit en doorzettingsvermogen kunnen we heel wat bereiken voor de patiënten in Drenthe. Ik zie dat als een missie!’

door: Henri Haenen, fotografie: Henk Benting

Hartcentrum Radboud excelleert onder Prof. Dr. Henry van Swieten

 

NIJMEGEN – Het hartcentrum van het Radboud ziekenhuis in Nijmegen heeft vorig jaar 1050 hartoperaties bij volwassenen uitgevoerd, zo’n 150 meer dan een jaar daarvoor. ‘Daarmee zitten we in de top 4 van de academische hartcentra in Nederland’, zegt Prof. Dr. Henry van Swieten, sinds vier jaar hoofd van het Nijmeegse hartcentrum.

 

Vier jaar geleden gaf niemand nog een cent om het imago van het hartcentrum in Nijmegen.  Op de Intensive Care (IC) stierven tweemaal zo veel mensen als landelijk gemiddeld. Dat was zelfs al in 2000 bekend. ‘Dit wordt collectief ontkend door betrokkenen en leiding van het UMCN’, staat in een presentatie van Henry van Swieten tijdens de NICE, de nationale IC evaluatie op 8 december in Utrecht.

 

De Inspectie voor de Gezondheidszorg greep in en legde in april 2006 de hele hartafdeling stil. Er mochten tot nader order geen hartoperaties meer worden uitgevoerd. De oude Raad van Bestuur stapte op en dat gold ook voor de leiding van het hartcentrum. Als puinruimer en degene die de zaken op orde moest brengen werd de Amsterdamse hoogleraar en hartchirurg Prof. Dr. Leon Eijsman aangetrokken, die interim hoofd van de hartafdeling werd. Interessant is wat Eijsman in die tijd opmerkte over de gesprekken die hij voerde met het personeel van het centrum: ‘De meeste gesprekspartners gaven aan zelf ervaren automobilisten te zijn die al jarenlang wisten hoe je veilig moest rijden maar voortdurend gehinderd werden door bumperklevers vóór hen’.

 

In oktober 2006 gaf de inspectie weer toestemming voor het uitvoeren van hartoperaties nadat Eijsman ingrijpende veranderingen in de procedures had aangebracht. Eijsman gaf het dirigentstokje vervolgens over aan Prof. Dr. Henry van Swieten. Tot dat moment was Van Swieten hart- en longchirurg bij het Antonius ziekenhuis, waar hij naast hartchirurgie ook gespecialiseerd was in hart- en longtransplantaties en in het doen van zeldzame ingrepen. Eijsman had hem gevraagd naar Nijmegen te komen. ‘Ik zag het als een uitdaging om in Nijmegen de zaak weer op poten te zetten’, herinnert Van Swieten zich. ‘De situatie daar heb ik ervaren als een schande voor de beroepsgroep. En ik vond het een uitdaging om die schande weg te werken’.

 

‘Eijsman had al belangrijk voorwerk gedaan. Uit een door de commissie Van Vollenhoven opgesteld rapport bleek dat het vooral schortte aan de communicatie. Elke Professional kon op zich zijn of haar ding wel goed doen, maar het op elkaar afstemmen ging niet goed. Met name bij de overgang van de operatiekamer naar de IC ging het vaak fout. De patiënten waren onvoldoende afbehandeld: ze waren te koud, hadden een te laag bloedgehalte en onvoldoende stolling. De eerste maatregel die we afspraken was, dat elke patiënt minstens 35 graden moest hebben, een goed bloedgehalte en een goed stollingsniveau. Dat vereiste bovendien een goede communicatie’.

Hartpatiënten Nederland begeleidde in die tijd 75 patiënten of nabestaanden met klachten over het hartcentrum. ‘Ik heb die brieven allemaal gelezen’, herinnert Van Swieten zich. ‘Daaruit bleek dat de patiënten hun behandelend arts niet kenden. Wat ik deed was het aanstellen van een begeleider van patiënt en familie in de persoon van Gerard van Rijn, voormalig verpleegkundig hoofd heelkunde. Die is er vooral voor de familie tijdens de operatie, kan als het lang duurt zelfs met de OK bellen om te vragen hoe het gaat. Dat stelt de familie enorm gerust. Bovendien zorgde ik dat er een aparte familiekamer bij de IC kwam waarin de mensen in alle rust met de chirurg kunnen praten. Het idee hiervoor nam ik mee van het Antonius, waar al langer een gastvrouw de familie opvangt’.

 

Na een dieptepunt vijf jaar geleden is het vertrouwen hersteld. ‘Patiënten en verwijzende cardiologen zijn zeer tevreden’, weet Van Swieten. ‘Dat was vier jaar geleden nauwelijks voor te stellen’.

 

door: Henri Haenen fotografie: Anthoney Fairley