Verborgen obesitas, een vervelende kwaal

 

Teveel lichaamsvet is niet goed, dat weten we allemaal. Maar nog belangrijker is waar het vet zich bevindt in het lichaam. Vooral als het zich rond de organen in de buik opslaat, levert het problemen op. Dit wordt ook wel ‘verborgen obesitas’ genoemd. Maar: hoe kom je eraan en nog belangrijker: hoe kom je ervan af? In gesprek met Nicolette Lammers van de Nederlandse Obesitas Kliniek.

 

‘Het is eigenlijk een misleidende term,’ zegt arts Nicolette Lammers van de Nederlandse Obesitas Kliniek aan de telefoon. Met verborgen obesitas wordt namelijk vet bedoeld dat zich niet direct onder de huid bevindt, maar rond de organen en dan vooral in de buik. Vandaar de term ‘verborgen obesitas’. ‘Maar,’ zegt Lammers: ‘Dit vet resulteert in een grotere buik, dus je ziet het vaak wel.’

 

Dit ongezonde vet nestelt zich rond de organen  en wordt ook wel visceraal vet genoemd. Het is gevaarlijker dan vet onder de huid omdat het hormonen en vetzuren produceert die in de organen ontstekingen kunnen veroorzaken en de cellen minder gevoelig kunnen maken voor insuline. Als dat gebeurt raakt de alvleesklier, die insuline produceert, op een gegeven moment uitgeput en ontstaat diabetes type 2.

 

Maar de ontstekingsstoffen doen nog meer, ze komen in de bloedbaan en hechten zich aan de vaatwand. Als ze die binnendringen, zorgen ze voor ontstekingen. Door teveel visceraal vet kunnen uiteindelijk chronische ontstekingen van de vaatwanden en de organen ontstaan. Zo ontstaat aderverkalking en vaatvernauwing. Mensen met teveel visceraal vet hebben een hoger risico op het ontstaan van aandoeningen als een hoge bloeddruk, hart- en vaatziekten, teveel cholesterol, alzheimer, verminderde vruchtbaarheid, borstkanker en astma.

 

Appels en peren

Hoe kom je nu aan dat vet op je buik? De belangrijkste factor is een verstoorde energiebalans, ofwel meer eten dan je verbrandt. ‘Die verstoorde energiebalans, daar is wat aan te doen,’ zegt Lammers: ‘Meer bewegen en gezonder eten.’ Complexe koolhydraten (volkorenproducten) en onverzadigde vetten gebruiken in plaats van enkelvoudige koolhydraten en verzadigd vet zijn al een goed begin. Lammers: ‘Verder is er ook een verband met slaapgebrek en stress. Zorg dus dat je voldoende slaapt en weinig stress hebt.’

 

Er zijn echter ook een paar risicofactoren waar je geen of weinig invloed op hebt. Lammers: ‘Mensen met een appelfiguur hebben meer visceraal vet dan mensen met een peerfiguur en voor een deel is dat aanleg. Bovendien slaan mannen eerder buikvet op dan vrouwen. Maar ook bepaalde medicatie, hormonen en leeftijd vergroten de kans op buikvet.’

 

Gevarenzone

Vooral mensen met overgewicht lopen risico. In 2015 had in Nederland 54,4% van de mannen en 46,3% van de vrouwen overgewicht. Gezien de correlatie tussen overgewicht en een teveel aan visceraal vet, kun je ervan uitgaan dat mensen met overgewicht ook teveel buikvet hebben. Ook slanke dennen hebben visceraal vet, maar zij hoeven zich volgens Lammers niet meteen zorgen te maken. ‘Als het echt zoveel is dat het vet een risico vormt, dan is dat te zien en te meten. Bij vrouwen spreken we bij een buik-omvang die groter is dan 80 al van een vergrote buikomvang en bij mannen geldt dat voor een buikomvang van 88. Als die buikomvang bij vrouwen nog verder groeit naar 94 cm, dan kom je echt in de gevarenzone. Bij mannen is dat bij 102 cm het geval.’

 

Bent u aan de stevige kant? Om te kunnen beoordelen of u teveel buikvet heeft is het meten van uw buikomvang de meest aangewezen methode. En als die inderdaad groot uitvalt, dan kunt u met een gezonde leefstijl een heleboel verbeteren.

 

 

Zelf aan de slag om buikvet te verminderen?


Hieronder vijf tips:

  • Oefeningen/sporten die je hartslag verhogen, zoals bijvoorbeeld intervaltrainingen, maar ook wandelen, joggen en zwemmen zijn geschikt.
  • Een paar keer in de week krachttraining, zodat u spiermassa ontwikkelt en uw vetverbranding, ook in rust, stijgt.
  • Gezond eten. Probeer een juiste verhouding van eiwitten, koolhydraten en vet te eten. Door de juiste verhoudingen blijft uw bloedsuikerspiegel onder controle, krijg u meer energie en verliest u vet. Ongeveer 40% koolhydraten, 30% eiwitten en 30% onverzadigde vetten is een goede verhouding. Koolhydraten geven energie, eiwitten zorgen voor spierherstel en -groei en gezonde vetten houden de hormoonspiegel in evenwicht en geven een verzadigd gevoel.
  • Eet elke twee à drie uur om de bloedsuikerspiegel op orde te houden.
  • Drink voldoende water.

 

Wie is die nieuwe schrijfster?

 

Reisjournaliste Mariëtte van Beek (54) levert sinds kort bijdragen aan ons tijdschrift HartbrugReizen. Dat kwam niet zomaar. Twee dingen lopen als een rode draad door Mariëttes leven: reizen en schrijven. Als kind was ze dol op de logeerpartijen bij haar tante in Zuid-Holland. Samen maakten ze uitstapjes naar Artis of de Braassemermeer. Als ze thuis bleven, tikte
Mariëtte het liefst stukjes op haar tante’s zware typemachine. Bij de latere studie- en beroepskeuze ging ze voor de grote, onbekende wereld. Ze studeerde Arabisch, woonde voor onderzoek in Marrakech en reisde als projectmanager in het ontwikkelingswerk naar Azië en Afrika. In 2008 koos ze voor een carrière als freelance reisjournaliste. Sindsdien schrijft ze boeken en artikelen over reizen en andere culturen. Begin 2016 vertrok ze uit Nederland en leeft sindsdien uit haar koffer. Haar specialisatie was en blijft het Midden-Oosten en Noord-Afrika, maar over Dublin, Málaga, Maleisië en de Azoren schreef ze net zo goed. Wat is het mooiste aan haar vak? ‘Ontmoetingen met de lokale bevolking. Mensen delen opvallend snel vreugdes en verdriet. Hun verhalen kunnen trouwens ook over de gezondheid gaan.’ Met gezondheidskwesties heeft Mariëtte extra affiniteit, omdat ze lang bijbanen in de zorgsector had. Maar schrijven voor Hartpatiënten Nederland spreekt haar om meer redenen aan. Haar vader was ook hartpatiënt. ‘Hij is héél oud geworden, maar ik weet welke zorgen er zoal spelen bij hart- en vaatziektes. Verder geldt voor hartpatiënten, net als voor iedereen: pluk de dag! Genieten van het leven. Daar draag ik met mijn schrijfsels graag aan bij.’

Hartpatiënt en zwanger: in gesprek met een verloskundige

 

Judith Govers is sinds 1995 verloskundige en werkzaam in haar eigen, gelijknamige verloskundige praktijk. Zij vertelt over de aanloop naar een bevalling toe, als hartpatiënt zijnde.

 

 

In hoeverre krijgt u, in uw praktijk, te maken met hartpatiënten?

‘Een hartpatiënt slaat de verloskundige praktijk over indien bekend is dat de behandelde cardioloog haar onder supervisie van een gynaecoloog wilt. Wanneer hiervan geen sprake is, volgt een intakegesprek bij ons waarbij de gezondheidssituatie wordt doorlopen. Op basis daarvan kan ik, waar nodig, iemand doorsturen.’

 

Worden er extra maatregelen genomen bij zwangere hartpatiënten?

‘Iedere zwangere krijgt de in de volksmond zogeheten 20-weken echo. De officiële benaming is ‘Structureel Echoscopisch Onderzoek’ (SEO). Wanneer het vermoeden voor (hart)afwijking bestaat – dan wel een verhoogd risico daarop -, en/of wordt geconstateerd, volgt een ‘Geavanceerd Ultrageluid Onderzoek’ (GUO). Een GUO is uitgebreider dan een SEO en wordt uitgevoerd door een gynaecoloog of een daartoe bevoegd echoscopist.’

 

En verder?

‘In Nederland heeft iedere zwangere na haar bevalling recht op kraamzorg. Voor de bevalling wordt met de verloskundige praktijk een aantal uur overeengekomen. Op basis van ‘Het Landelijke Indicatieprotocol Kraamzorg’ (LIP), kan op medische gronden de verloskundige tot een herindicatie van het aantal vastgestelde kraamzorguren komen. Na de bevalling maakt de verloskundige een herberekening en houdt daarbij rekening met de vergoeding vanuit de zorgverzekering.’

 

Angst (dan wel gezonde spanning) voor een bevalling is vanzelfsprekend. Bij hartpatiënten kan dit verhoogd zijn. Hoe gaat u, als verloskundige, daarmee om?

‘Bij hartpatiënten bekijk ik eerst om wat voor soort angst het gaat; is er sprake van angst in verband met de gesteldheid van de baby of is de toekomstige moeder bang voor de bevalling in verband met haar hartaandoening? Het is normaal om bang te zijn voor de mogelijke consequenties en rond te lopen met vragen als ‘Kan ik (en daarmee mijn hart) een natuurlijke bevalling wel aan?’. Ik probeer er alles aan te doen om de angst te verminderen en de bevalling rustig en met vertrouwen tegemoet te gaan. Indien nodig kijken wij naar de mogelijkheden binnen de psychische hulpverlening. In samenspraak met de zwangere, de cardioloog en de gynaecoloog, doen wij gezamenlijk ons uiterste best om alles naar behoren te laten verlopen.’

 

Concluderend; is het voorbereidende traject op de bevalling over het algemeen bij hartpatiënten anders in vergelijking met niet-hartpatiënten?

‘Indien een hartpatiënt onder controle bij mij is en niet doorverwezen wordt naar de gynaecoloog, wijk ik in principe niet af van het standaardtraject (de eerdergenoemde GUO staat hier los van). Echter, in mijn praktijk pas ik de zorg altijd aan, aan de behoeften van de zwangere vrouw. Als zij als hartpatiënt de behoefte heeft om vaker gezien te worden vanwege haar eigen gemoedstoestand, dan draag ik daar zorg voor. Als verloskundige vind ik het belangrijk om op mijn cliënten te anticiperen.’

 

‘Mensen met een aangeboren hartafwijking zijn vechters’

 

Een kind dat geboren wordt met een hartafwijking heeft dankzij de steeds hogere kwaliteit van de medische wetenschap tegenwoordig volop mogelijkheden tot een normaal leven. Sterker nog: na hun veertigste zijn ze doorgaans zelfs gelukkiger dan hun gezonde leeftijdsgenoten. Toch is er volgens Dr. Lisbeth Utens, klinisch psycholoog bij de afdeling Kinder- en Jeugdpsychiatrie/Psychologie van het Erasmus MC-Sophia, nog genoeg werk aan de winkel.

 

Jaarlijks worden in Nederland ongeveer 1400 kinderen geboren met een hartafwijking. Voor de jaren tachtig waren hun overlevingskansen gering: maar liefst tachtig procent overleed. Gelukkig heeft de medische wetenschap niet stilgestaan en bereikt inmiddels circa negentig procent de volwassen leeftijd. Velen van hen kunnen een relatief normaal leven leiden: naar school gaan, sporten, werken, kinderen krijgen. Toch kampt een groot aantal patiënten met emotionele problemen.

 

Het Erasmus MC deed uitvoerig onderzoek naar de psychosociale gevolgen van een aangeboren hartafwijking voor zowel kinderen, jongeren als volwassenen. Deze gevolgen beginnen volgens Dr. Utens al vroeg. ‘De kinderen maken op jonge leeftijd al veel mee, zoals regelmatige ziekenhuisbezoeken en operaties. Dit kan leiden tot posttraumatische stressklachten.’

Ook voor de ouders kan het lastig zijn om goed om te gaan

met de zorgen rondom een kind met een aangeboren hartafwijking. ‘Het hart is het symbool van het leven. Wanneer je hoort dat er met dit deel van je kind iets aan de hand is, veroorzaakt dat vaak veel verdriet, angst en onzekerheid. Ouders maken zich vaak zorgen of hun zoon of dochter wel mee kan komen op school of mee kan doen met de gymles.’

 

Sociale contacten

Jonge hartpatiënten kunnen een verminderd uithoudingsvermogen en/of leer- en concentratieproblemen hebben, blijkt uit onderzoek. Ook komen er bij hen significant meer gedrags- en emotionele problemen voor dan bij gezonde leeftijdgenoten. Utens: ‘Sporten is een heel sociaal gebeuren. Als een kind tijdens de gymles niet mee kan doen of geen lid wordt van een sportclub, is het moeilijker om sociale contacten op te doen. En als je op school minder goed presteert dan je klasgenoten, kun je heel onzeker worden.’

 

Tegelijkertijd zorgt de bezorgdheid van de ouders volgens Utens soms voor de neiging tot overbescherming. ‘Er zijn ouders die hun kinderen onderschatten, wat heel begrijpelijk is. Maar als er angst en onzekerheid is bij de ouders, voelt een kind dat natuurlijk ook. Uiteindelijk kun je helaas nooit helemaal voorkomen dat een hartekind sociale problemen ondervindt. Ze zijn immers in een bepaald opzicht anders dan de doorsnee bevolking, dat is niet altijd makkelijk.’

 

Vechters

Gelukkig is er ook goed nieuws. Erasmus MC onderzocht hartpatiënten zowel tien, twintig als dertig jaar na hun eerste hartoperatie en ontdekte dat op volwassen leeftijd de kwaliteit van leven weer toeneemt. Volgens Utens vindt de overgrote meerderheid een partner en een baan. ‘De groep veertigplussers heeft vaak wel een lager beroepsniveau dan gemiddeld, een lager inkomen en ze hebben minder vaak kinderen of een partner, maar desondanks zijn ze gelukkig. Gelukkiger zelfs dan hun gezonde leeftijdsgenoten, met minder in plaats van méér emotionele problemen.’

 

Hoe dat komt? Utens heeft er wel een verklaring voor. ‘Het zijn vechters. Ik denk dat iemand met een hartafwijking andere normen en waarden heeft dan iemand die gezond opgroeit. Wanneer je ouder wordt, krijg je vaak meer zorgen en gezondheidskwalen. Voor wie altijd gezond is geweest, kan dat van grote impact zijn. Mensen die zijn opgegroeid met hartproblemen hebben wel voor hetere vuren gestaan. Zij zien juist wat ze allemaal hebben bereikt ondanks hun hartprobleem en waarderen de positieve dingen in het leven meer. Ze zijn trots op hun plek in de maatschappij en komen daardoor als het ware op volwassen leeftijd pas tot bloei.’

 

Deze bevindingen zullen voor veel ouders van een kind met een hartaandoening enerzijds een opluchting zijn. Aan de andere kant valt er wat betreft de problemen op jonge leeftijd nog de nodige vooruitgang te boeken, meent Utens.

 

‘In het Erasmus MC-Sophia en in veel andere ziekenhuizen wordt al veel aandacht besteed een psychosociale zorg: naast de kindercardioloog staat er een team van psychologen, maatschappelijk werkers en pedagogisch medewerkers klaar. Uit onze onderzoeken blijkt echter dat ouders van kinderen met een aangeboren hartafwijking een grote behoefte hebben aan zorg op maat.

Dat willen wij ook geven, maar hiervoor is jammer genoeg nog te weinig geld beschikbaar.’

 

Workshop

Heel blij is ze daarom met de twee grote studies die recent zijn gestart in het Sophia Kinderziekenhuis. De eerste studie is gericht op kleuters met een aangeboren hartaandoening. Samen met hun ouders en eventuele broertjes en zusjes, krijgen zij in de vorm van een workshop handvatten om de gang naar school gemakkelijker te maken. Ook wordt er fysiotherapie aangeboden om sporten te stimuleren.

 

De tweede studie is bedoeld voor kinderen tussen de 6 en 16 jaar die zijn geopereerd aan een aangeboren hartafwijking en richt zich op het effect van EMDR, een effectief bewezen therapie voor traumaverwerking. ‘Van alle kinderen die in het ziekenhuis zijn opgenomen, heeft tien procent nadien last van posttraumatische stressklachten en van die groep ontwikkelt 35 procent zelfs een posttraumatische stressstoornis: PTSS’, legt Utens uit. ‘Als dit niet tijdig wordt aangepakt, kan dat leiden tot depressies en ernstige problemen met slapen, concentratie en leren. Dit geldt voor alle kinderen met ziekenhuis-ervaring.’

 

Utens is enthousiast. ‘Als blijkt dat EMDR inderdaad effectief is bij hartekinderen, wat ik verwacht, is het de bedoeling dat deze therapievorm structureel wordt opgenomen in het behandelplan binnen het ErasmusMC-Sophia. Ook hopen we dat verzekeraars dan meer psychosociale zorg gaan vergoeden.’

 

Zal er ooit een moment komen dat niet alleen veertigplussers, maar ook jonge mensen met een aangeboren hartafwijking net zoveel levensgeluk ervaren als gezonde leeftijdsgenoten? Dr. Utens is hoopvol. ‘Ik verwacht echt dat dit gaat lukken, we werken er in ieder geval hard aan.’

Hartziekten bij jonge vrouwen onderschat

 

Er is de laatste jaren eindelijk meer aandacht voor de risico’s op hart- en vaatziekten bij vrouwen. Maar het risico bij jonge vrouwen wordt nog altijd onderschat, blijkt uit nieuw onderzoek.

 

Het hardnekkige misverstand dat hartziekten vooral oudere mannen treft is de laatste jaren aardig onderuit geschoffeld. Bekende cardiologen als hoogleraar vrouwencardiologie dr. Angela Maas en dr. Harriëtte Verwey hebben flink aan de kaak gesteld dat vrouwen wel degelijk risico’s lopen op hart- en vaatziekten. Sterker nog: de sterfte aan deze ziekten is bij vrouwen zelfs hoger dan bij mannen, blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek. In 2015 overleden bijna 40.000 Nederlanders aan hart- en vaatziekten. Daarvan waren 21.000 vrouw. Vooral het risico op overlijden aan een beroerte en hartfalen ligt bij vrouwen hoger (zie tabel). Hart- en vaatziekten zorgden in totaal voor iets meer dan een kwart van het totaal aantal sterfgevallen.

 

Maar het aantal mensen dat kans loopt op hart- en vaatziekten ligt nog veel hoger dan altijd werd gedacht, blijkt uit recent onderzoek van het Academisch Medisch Centrum (AMC) in Amsterdam. Promovendus Harald Jorstad ontdekte dat de huidige manier van risicoschatting een grote groep jonge mensen onterecht niet meerekent. Als je alle risico’s meeneemt, vallen maar liefst twee keer zoveel mensen in de gevarengroep.

 

Volgens hem berekenen artsen bij hun risicoschatting nu vooral hoe groot de kans is dat iemand binnen tien jaar aan een hart- of vaatziekte overlijdt. Maar daarmee houden ze te weinig rekening met gezondheidscomplicaties waaraan mensen niet direct overlijden, maar wel langdurig last van kunnen hebben, zoals lichte hartaanvallen of vaatziekten buiten het hart. Een grote groep jonge mensen, vooral vrouwen tussen de veertig en vijftig jaar, vallen hierdoor buiten preventieprogramma’s. Immers: juist bij jonge mensen is de kans dat zij aan hart- en vaatziekten overlijden heel klein.

 

Preventiegesprek

Bij mensen die al een hartinfarct hebben gehad, blijkt een preventiegesprek met een verpleegkundige goed uit te pakken, blijkt uit een recente proef van het AMC. In totaal namen 750 mensen die een hartinfarct hebben gehad er aan deel. Na vier bezoeken aan de verpleegkundige was hun bloeddruk en cholesterol verbeterd. Door deze  goede resultaten heeft de European Society of Cardiology (de Europese vereniging van beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg die zich met cardiologie bezighouden) in mei haar nieuwe preventieve richtlijn aangepast. Alle patiënten die een hartinfarct hebben gehad, moeten voortaan een verpleegkundig spreekuur aangeboden krijgen. Dit kan veel ernstige gezondheidsproblemen voorkomen. Maar daarmee is de groep mensen die nog geen hartklachten heeft, maar daar wel risico op loopt niet geholpen.

 

Daarom is het goed om de symptomen te herkennen die kunnen wijzen op een hartinfarct. Maar dat is bij vrouwen lastiger dan bij mannen. De bekende klachten als druk of pijn op de borst, zweten en pijn die uitstraalt naar de bovenarmen en kaak zijn bij vrouwen vaak een stuk vager.

 

Vrouwen hebben – vaker dan mannen – vaak ook last van pijn in de bovenbuik, kaak, nek of rug en tussen de schouderbladen. Ook hebben ze vaker last van acute, extreme vermoeidheid, kortademigheid, duizeligheid, slapeloosheid en een onrustig of angstig gevoel. Misselijkheid en braken komen ook voor.

 

Diagnose gemist

Vrouwen – maar ook artsen – herkennen de klachten vaak niet. Hierdoor wordt de diagnose hartinfarct vaak gemist. Dikwijls worden de klachten verward met de overgang, zeker bij bijvoorbeeld vermoeidheid en hartkloppingen. Ook bij opvliegers of overmatig zweten wordt vaak direct gedacht aan de overgang. Maar deze klachten kunnen ook komen door een te hoge bloeddruk, een van de belangrijkste risicofactoren voor hart- en vaatziekten.

 

Ook op het forum op www.hartpatienten.nl staan ervaringen van vrouwen, wiens klachten niet werden herkend. Zo schrijft de 45-jarige Suus: ‘Ik loop al minstens twee jaar met klachten. Steeds werd dit afgeschoven op de overgang en/of stress. Na aandringen van mijn kant ben ik vorige week eindelijk toch naar de cardioloog geweest. Op de scan bleek een vernauwing te zien. Woensdag krijg ik een hartkatheterisatie en indien nodig gaan ze dan gelijk dotteren.’ Een 48-jarige forumbezoekster heeft een vergelijkbare ervaring. ‘Na drie jaar klachten kreeg ik eindelijk een doorverwijzing naar een internist. Ik vroeg daar ook of ik niet een keer naar een cardioloog moest. Ik heb een hoog cholesterol en aderverkalking en daarnaast was ik vaak moe, kortademig en benauwd. Ik zat niet in de risicogroep, werd steeds gezegd. Maar afgelopen zomer kreeg ik onderweg naar onze vakantiebestemming in Frankrijk een hartinfarct.’

 

Alert zijn

Het mag duidelijk zijn: ook voor relatief jonge vrouwen is het belangrijk om alert te zijn op de signalen en zoveel mogelijk te doen om de risico’s te verkleinen. Dat betekent meer bewegen, stoppen met roken, veel groente en fruit eten en, indien nodig, afvallen. Zeker in aanloop naar de overgang is het verstandig om ook de bloeddruk en cholesterolwaarden in de gaten te houden. Heel belangrijk: blijf niet te lang doorlopen met klachten, ook al lijken ze vaag.

 

De eerste ontledingen van het hart

 

In de eerste eeuwen na Christus meenden dokters met hun uiterst beperkte inzichten en aannames van die tijd dat de menselijke bloedsomloop een eb en vloed kende, net zoals de  zeeën en oceanen. Maar ook, dat in het hart de menselijke ziel huisde. Een zienswijze die al snel moest plaatsmaken voor een andere veronderstelling, namelijk dat het innerlijk vuur van de mens in het hart kon vlammen.

 

En dát klinkt niet eens zo vreemd, gezien de talrijke zegswijzen waarin het hoog oplaaiend ‘hartenvuur’ (bijvoorbeeld tussen geliefden) in onze taal voor komt. Zoals: ‘Ontvlammende liefde maakt het hoofd onrustig’, maar ook ‘Het is met onze hartstochten als met vuur en water: het zijn goede dienaars, maar slechte meesters’.

 

Vele honderden jaren, zelfs tot ver in de 16e eeuw, bleven deze verkeerde inzichten over het hart als onbetwistbare waarheden bestaan. Ethische en religieuze overwegingen weerhielden eeuwenlang dokters om het menselijke lichaam te openen. Het was een taboe, heiligschennis, een stap te ver. Pas toen het mensenhart voor het eerst nader werd bekeken, zelfs werd geopend en men de inwendige structuur ervan kon bekijken, toen werd al snel duidelijk dat veel van die eerdere denkbeelden nooit juist waren geweest.

 

Met de beschrijvingen van het hart door de Italiaanse filosoof, mathematicus, scheikundige en onderzoeker Leonardo da Vinci (1452-1519) begon de vorming van de eerste cardiologische feiten waarvan de basis ook nog vandaag geldt. Als scherp waarnemer maakte Da Vinci uiterst secure, waarheidsgetrouwe afbeeldingen van het hart, begenadigd tekenaar en schilder als hij ook was. Zijn tekeningen van het hart staan afgedrukt in het beroemde boek Quaderni d’Anatomia IV. In zijn korte teksten bij de wonderlijke knappe illustratie beschrijft hij het hart als een dikke holle spier, die door andere dunnere spieren – de bloedvaten – via een slagader worden gevoed met bloed.

 

Hoewel Leonarda da Vinci de werkelijkheid fabelachtig knap benaderde en daarmee een heel ander menselijk hart liet zien dan velen ooit hadden gedacht, omschreef de Belgische arts en anatoom Andreas Vesalius (1514-1564, ook bekend onder de zeer Nederlands klinkende naam Andries van Wesel) het hart op de vandaag de dag nog immer als correct geldende wijze. Een prestatie van formaat van Vesialius (geboren in Belgisch Brabant en overleden in Griekenland), hij wordt dan ook gezien als de ‘vader van de moderne anatomie’.

 

Niet alleen omdat hij het hart minutieus in woorden vatte en als allereerste medicus zelfs de term ‘bloedsomloop’ introduceerde, maar ook omdat hij in 1543 een absoluut meesterwerk schreef over de structuur van het lichaam van de mens: de ‘Humani corporis fabrica libri septem’. Een standaardwerk in zeven delen met gedetailleerde beschrijvingen en illustraties van Italiaanse tekenaars, gebaseerd op het publieke opensnijden van lijken van ter dood veroordeelde gevangenen in de Italiaanse stad Padua.

De Belgische krant De Standaard meldde in november 2014 een even opmerkelijk als luguber voorval bij een ontleding: ‘Toen Vesalius bij één van zijn patiënten van adel het overlijden vaststelde, pleegde hij een dissectie op diens lichaam. Tot zijn grote consternatie zag hij gedurende de sectie dat het hart van de edelman nog klopte. Daarop werd hij aangeklaagd voor moord. Hij kon enkel de doodstraf ontlopen dankzij de gratie van de koning. Hij kreeg wel een boetedoening opgelegd: een pelgrimstocht naar Jeruzalem.’

Close up of Old anatomy drawings by Leonardo Da Vinci

Blijven doorgaan

 

In 2012 staat de toen 30-jarige Peggy Sterken op een zomerse dag te genieten van een outdoor festival. Er is geen vuiltje aan de lucht. Maar dan slaat het noodlot onverwachts toe. Zij krijgt een levensbedreigende hartritmestoornis. In plaats van bij de pakken neer te zitten, bezoekt zij steevast jaarlijks hetzelfde festival; om het leven te vieren…

 

 

Peggy is geboren met een hartafwijking. Toen ze een paar maanden oud was, is ontdekt dat ze een zeldzame transpositie van de grote vaten heeft. Daarnaast is zij behandeld voor een atriumseptumdefect (een gat in het tussenschot van de boezems van het hart). Later blijkt zij ook een zeldzame afwijking aan de pulmonalisklep te hebben, waardoor het bloed vanuit de rechterklep niet goed naar de longen stroomt. Inmiddels is Peggy vier nieuwe hartkleppen verder, waarvan de laatste in 2015 is geplaatst.

 

(Onverwachte) gevolgen

Ondanks haar aangeboren hartafwijkingen, voelde Peggy zich niet belemmerd in haar leven. Het enige merkbare waren haar hartritmestoornissen: ‘Door het vele opereren is littekenweefsel ontstaan in mijn hart. Hierdoor heb ik op den duur last gekregen van ritmestoornissen. Deze zijn zodanig hevig, dat ik meerdere malen met een hartslag van 250 slagen per minuut naar de spoedeisende hulp ben geweest. De hartritmestoornissen werden verholpen door mij een roesje te geven en vervolgens defibrillatie toe te passen.’

 

De echte gevolgen werden zichtbaar op 2 juli 2012: ‘Mijn leven is op die dag drastisch veranderd. Ik was op een festival en op het moment dat ik richting de toiletten liep, kreeg ik een hartritmestoornis. Mijn vriend kon ik niet bereiken en teruglopen was geen optie, want ik voelde dat het steeds slechter met mij ging.’

 

Peggy raakt niet in paniek, maar blijft helder nadenken. Hierdoor heeft zij zichzelf geholpen om op tijd de juiste hulp te ontvangen: ‘Ik ben naar iemand van de organisatie toegelopen en uitgelegd wat er aan de hand was. Zij hebben mij naar een EHBO-post op het terrein gebracht.’

 

Toeters en bellen

Eenmaal daar aangekomen en aangesloten op de hartmonitor gingen alle alarmbellen af: ‘Ik had een levensbedreigende hartritmestoornis vanuit mijn hartkamers. Mijn ouders en vriend zijn met spoed gebeld. Zelf voelde ik dat het steeds slechter met mij ging. Zelfs zo slecht dat ik het gevoel had dat ik zou sterven. Ik was bang dat mijn ouders en vriend te laat zouden komen.’

 

Uiteindelijk arriveren Peggy’s naasten op tijd: ‘Dat was heel erg emotioneel.’ Veel tijd voor emoties is er echter niet, want met veel toeters en bellen wordt zij per ambulance naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis gebracht: ‘Daar is met medicatie geprobeerd mijn normale hartritme terug te krijgen. Toen de artsen hierin niet slaagden, is er weer besloten om mij een roesje te geven en het met de defibrillator te proberen.’

 

Dat moment staat Peggy nog steeds op haar netvlies gegrift: ‘Ik dacht dat ik niet meer wakker zou worden. Mijn ouders en mijn vriend keken mij aan en knikten (onbewust) nee. Zij dachten ook dat ik het niet zou halen. Wij hebben dus min of meer afscheid genomen. Dat moment vergeet ik nooit meer en deze film speelt zich nog dagelijks af in mijn hoofd.’

 

Change of mind

Maar Peggy wordt wel wakker. Zij wordt overgeplaatst naar haar eigen ziekenhuis en daar wordt de ernst van de situatie duidelijk: ‘Als ik een half uur later in het ziekenhuis was aangekomen, dan had ik het niet overleefd.’ Een paar dagen later, op de verjaardag van haar vriend, wordt een ICD geïmplanteerd.

 

Van een onbezorgde jonge vrouw, leeft Peggy plots in pure angst: ‘Mijn leven was vanuit het niets veranderd. Het accepteren van de ICD vond ik moeilijk en nog steeds heb ik er soms moeite mee. Maar tegelijkertijd leer ik ermee leven. Dat komt mede doordat in 2013 mijn ICD voor het eerst reageerde bij een hartritmestoornis.’

 

Zij vertelt: ‘Ik merkte er niet veel van, behalve het feit dat ik het gevoel had dat ik ging flauwvallen. Mijn thuismonitor heeft alle gegevens naar het ziekenhuis verstuurd. Vanuit het ziekenhuis is direct gebeld om navraag te doen en uitleg te verschaffen. Toen pas besefte ik de waarde van mijn ICD. Na deze gebeurtenis heb ik een heel andere kijk op het leven gekregen. Ik geniet (nog) meer. Zelfs van de kleine dingen.’

 

Vallen en weer opstaan

Wanneer Peggy afgelopen oktober een nieuwe hartklep krijgt via een hartkatheterisatie, heeft zij bij voorbaat al een naar voorgevoel. Dit blijkt terecht: ‘Nadat de hartklep geplaatst was, kreeg ik een hartstilstand. Ondanks mijn ICD, ben ik gereanimeerd.’

 

Eenmaal uit de narcose, hoort zij wat er is voorgevallen: ‘Het is niet te bevatten. Ik was ervan op de hoogte dat ik een risico liep, maar dit had ik niet verwacht. Inmiddels ben ik een half jaar verder en het gaat goed met mij. Vanzelfsprekend heb ik soms mindere dagen, maar dat hoort erbij.’

 

Zij vervolgt: ‘Ik blijf positief en geniet met volle overtuiging van alles. Mijn geweldige familie en fantastische vriend helpen mij hierin enorm. En elk jaar kijk ik weer vol goede moed uit naar het festival dat mijn leven veranderde…’

Zoenen & meer tips tegen hooikoorts

 

De kriebels van hooikoorts? Mensen die er flink last van hebben, zien vaak op tegen de lente en de zomer. De natuur springt vrolijk in bloei, het stuifmeel gaat in de maak. Hooikoorts is een allergische reactie van de slijmvliezen op stuifmeeldeeltjes of pollen. Mogelijke gevolgen? Geïrriteerde ogen, loopneus, niesbuien, een jeukend gehemelte, benauwdheid, huiduitslag, hoofdpijn en vermoeidheid. Hoe voorkomt of verlicht u de last? HartbrugReizen geeft tien tips.

 

Vraag een arts de diagnose hooikoorts te stellen

Bent u niet zeker van hooikoorts, dan kan het eigenhandig gebruik van hooikoortsmedicijnen gevaarlijk zijn. U kunt dan ook weinig met onze tips.

 

Laat uitzoeken voor welke pollen u precies allergisch bent

Hooikoorts is zo’n verzamelterm die nauwelijks praktische handvatten biedt. Vooral graspollen geven reacties, maar u kunt ook voor pollen van bomen, bloemen of kruiden allergisch zijn. Als u specifiekere informatie hebt, kunt u contact makkelijker vermijden, bijvoorbeeld door de bloeiperiodes van ‘uw’ gewas in de gaten te houden.

 

Houd rekening met het weer

Bij zonnig, droog weer staat er meer in bloei en met een beetje wind erbij is de hoeveelheid stuifmeel in de lucht doorgaans erg hoog. Blijf binnen, indien mogelijk, of  ga ‘s ochtends op stap. In de middag en de avond is de pollenconcentratie op zijn hoogst. Een flinke regenbui kan de hoeveelheid stuifmeel doen afnemen; de lucht wordt als het ware schoongespoeld. Om contact met pollen te minimaliseren is het speciale hooikoortsweerbericht wel nuttiger dan het gewone weerbericht. Een multidisciplinair team van wetenschappers geeft op www.pollennieuws.nl actuele informatie over de soorten pollen die in de lucht hangen.

 

Houd uw huis en auto zoveel mogelijk dicht

Het leefdomein van een hooikoortspatiënt kan beter geen open huis voor pollen zijn. Wilt u toch wat frisse lucht? Open dan ramen waar geen wind op staat of zet er antipollenhorren voor. Lucht uw huis op momenten met minder stuifmeel in de buitenlucht. Houd in de zomer in ieder geval het slaapkamerraam dicht. De stuifmeel die toch binnenkomt, slaat uiteindelijk neer op de grond. Stofzuig die regelmatig met een stofzuiger met goede filters. Pas ook in de auto op met open ramen en het ventilatiesysteem.

 

Houd uw lijf en kleding schoon

Stuifmeel blijft makkelijk in uw haren of kleren hangen. Die moet u dus extra schoonhouden. Als u buiten in aanraking bent geweest met pollen, doe dan bij thuiskomst uw kleren gelijk in de was. Trek uw kleren in de douche, niet in de slaapkamer uit. Hang kleding niet buiten te drogen. Neem voor het slapen een douche. Was en borstel uw haar daarbij regelmatig. En tja, het is lastig, maar uw huisgenoten, inclusief harige huisdieren, moeten eigenlijk op dezelfde manier schoon blijven.

 

Ogen kunt u buiten extra beschermen met een zonnebril, het liefst eentje die goed om de ogen sluit. Sommige patiënten hebben er baat bij om vaseline rond de ogen en neusgaten te smeren. De vaseline werkt zogezegd als een pollenvanger. Toch last van jeukende ogen? Wrijf er niet in! U wrijft de pollen op uw ogen en op uw handen dan nog extra in. Leg liever een nat washandje op uw ogen. Was uw handen sowieso vaak.

 

Stem de inrichting van de tuin af op uw allergie

Een grasmat, een berkenboom, bloembedden of een kruidentuin zijn niet fijn als u allergisch bent voor de pollen die ze voortbrengen. Wie gaat ook het gras maaien?

 

Gebruik medicatie met beleid

Medicatiegebruik is af te raden zonder diagnose en overleg met een huisarts. Anti-hooikoortsmiddelen (tabletten, neusspray en oogdruppels) kunnen bij- of wisselwerkingen met andere medicijnen of alcohol geven. Het gebruik van sommige hooikoortsmedicijnen moet bovendien zeer zorgvuldig, in de juiste dosis, gebeuren. Bij een te hoge dosis kunnen hartkloppingen optreden. Bij andere medicijnen is het tijdstip van inname (weken voor de pollenuitbraak) een aandachtspunt.

 

 

Kies zorgvuldig uw vakantiebestemmingen

Aan zee en in de bergen hangen de minste pollen in de lucht. In droge gebieden zijn de stuifmeelconcentraties lager dan in regio’s met een gematigd, vochtig klimaat. Steden zijn ook zo gek nog niet: de concentratie pollen is er drie tot vijf keer lager dan op het platteland. In de buurt van drukke wegen is het wel weer oppassen. Auto’s zorgen voor luchtwervelingen die pollen meenemen. Probeer daarbij uit te vinden wat er zoal bloeit op uw bestemming en wanneer. Kamperen of picknicken is vaak minder handig. Wandelen in bossen ook. In bossen blijven pollen meer hangen.

 

Pas op met prikkelende stoffen

Bepaalde stoffen en geuren kunnen hooikoortsklachten verergeren. Probeer contact met tabaksrook, verflucht en huisstof te vermijden. Pas ook op met chloor, ammoniak, parfum, haarlak, uitlaatgassen en sterk geurende planten of bloemen.

 

Houd uw voeding in de gaten

Voeding werkt niet tegen hooikoorts. In de volksmond kan honing de weerstand tegen pollen versterken, omdat het zelf vaak pollen bevat, maar wees hiermee voorzichtig. Los hiervan kan hooikoorts zelf een allergische reactie veroorzaken. Dit heet een kruisallergie: de ene allergie roept de andere op. Stuifmeelpollen lijken erg op bepaalde stoffen uit plantaardige producten als groenten, fruit, peulvruchten, kruiden, specerijen en noten. Daar kan het lichaam dan ook heftig op gaan reageren. Raadpleeg indien nodig een diëtist.

 

Bonustip: Zoen vaker en langer!

Japans onderzoek wees uit dat een half uur zoenen hooikoortsklachten aanzienlijk doet verminderen. Dat komt omdat de productie van histamine, de veroorzaker van de allergische reactie, erdoor afneemt. Zeker een opsteker voor uw humeur!

En dan ben je (ook) hartpatiënt…  

 

Ruim een week na zijn 25e verjaardag in augustus vorig jaar, wordt bij Gerard Buitink ‘Hypertrofische cardiomyopathie’ (HCM1) ontdekt. Plots staat zijn leven stil, maar bij de pakken neerzitten komt niet in hem op: ‘Nu ik ben geholpen, heb ik het idee dat niets meer te gek is!’ Hij vertelt zijn verhaal.

 

Gerard Buitink

 

In 2015 krijgt Gerards vader een hartaanval. Na onderzoek blijkt een verdikte hartspier (HCM), de oorzaak hiervan. Aangezien de aandoening mogelijk erfelijk is, worden Gerards broers en hijzelf onderzocht. Dit gebeurt door middel van een hartecho. Zijn broers blijken kerngezond, maar helaas gaat dat niet op voor Gerard: ‘Net zoals bij mijn vader het geval is, heb ik ook een verdikte hartspier. Helaas blijkt de hartspier zodanig verdikt dat een openhartoperatie de enige mogelijkheid is om dit te verhelpen. Vanzelfsprekend was het heel erg schrikken; ik ben pas (of eigenlijk destijds net) 25, en dan dit?’

 

De operatie

Gerard is genoodzaakt om te stoppen met werken en sporten. Er zit voor hem niets anders op dan te wachten op de operatie die volgt: ‘Het ergste vond ik de machteloosheid tijdens het wachten. Eenmaal thuis, schieten er duizenden vragen door je hoofd heen. Variërend van wat de artsen gaan doen, tot aan de risico’s toe, maar ook hoe mijn toekomst er hierna uit zal zien? Ik bevond mij op een punt in mijn leven waarin ik met van alles bezig was, behalve ziek zijn. Door mijn hartaandoening zag mijn leven er plots heel anders uit en stond elke week in het teken van ziekenhuis in, ziekenhuis uit.’

 

Uiteindelijk breekt in oktober – ruim twee maanden nadat Gerards hartaandoening ontdekt is – de langverwachte, grote dag aan. Omdat het lichaam gedurende de openhartoperatie simpel gezegd wordt overgenomen door een machine, ondergaat Gerard voorafgaand aan de operatie een aantal onderzoeken waarbij zijn lichaam volledig in kaart wordt gebracht. Tijdens een acht uur durende ingreep wordt op de operatietafel een stuk van Gerards hartspier afgesneden en een hartklep verlengd: ‘Daarna begint mijn herstel.’

 

Het herstel

Inmiddels een paar maanden verder, mag Gerard naar eigen zeggen niet klagen: ‘Ik heb nergens echt specifiek last van. Behalve van mijn enorme litteken dat op mijn borst ‘pronkt’. Op dit moment mag ik nog niet werken en ben ik honderd procent afgekeurd. Eveneens is het voor mij niet toegestaan om te sporten.’

 

Maar Gerard heeft daarvoor begrip: ‘Gelukkig is alles goed verlopen en is mijn hart voor zover mogelijk weer ‘gezond’. Vergeleken met wat ik voor de openhartoperatie kon en mocht, blijft het opletten met wat ik doe, want bepaalde dingen kunnen en mogen niet meer. Maar dat neem ik voor lief. Gezond zijn is het allerbelangrijkste.’

 

Ondanks dat alles naar verwachting is verlopen, is Gerard het gebrek aan informatie in het ziekenhuis bijgebleven: ‘Klaarblijkelijk komt mijn aandoening niet vaak (meer) voor. In het ziekenhuis was er zeer weinig informatie over te vinden. Ook het feit dat ik zo jong ben, deed de meeste doktoren en verplegers verbazen. Persoonlijk vind ik het belangrijk dat er meer informatie beschikbaar is over de hartaandoening. Ik ben graag voorbereid en wil weten waar ik aan toe ben.’

 

De verandering

Op het eerste oog is Gerards leven erg veranderd: ‘Met mijn opleiding tot hovenier – en daarmee mijn werk – moest ik noodgedwongen stoppen. Het is te zwaar. Ik moet mij nu omscholen. Waarschijnlijk is mijn nieuwe opleiding en daarmee uiteindelijk mijn nieuwe baan, kantoor gerelateerd, want dat past bij mijn huidige gezondheidssituatie. In mijn optiek moest ik in eerste instantie alles links laten liggen, maar daar heb ik nu vrede mee. Ik weet dat er uiteindelijk een andere uitdaging op mij wacht.’

 

Naar zijn mening ziet hij het hartpatiënt zijn overal in terug. Het heeft eveneens betrekking op Gerards persoonlijke leven buiten zijn carrière om: ‘Een avondje stappen met vrienden is al een hele uitdaging, want ik kan niet meer de hele nacht dansen of een biertje nemen. Zelfs als ik gezellig met mijn moeder boodschappen doe, moet ik tegenwoordig opletten dat ik mijzelf niet te zwaar belast.’

 

Maar ook Gerard als persoon is veranderd: ‘Ik geniet nog meer van het leven dan voorheen, want ik ben mij al te goed bewust van het feit dat mijn leven op de operatiekamer had kunnen stoppen. Daarnaast ben ik positiever dan ooit, want na dit weet ik voor mijzelf dat ik alles aankan.’

 

Chronisch ziek

Naast Gerards hartaandoening, heeft hij sinds enkele jaren suikerziekte: ‘Vanwege mijn suikerziekte loop ik onder andere 24/7 met een insulinepomp op mijn lichaam rond. De reden hiervoor is dat het voor mijn lichaam noodzakelijk is om continu insuline toegediend te krijgen. Maar helaas blijft het niet daarbij.’

Naast het werk van de insulinepomp, is Gerard zich constant heel bewust van zijn suikerziekte: ‘Voor mij is mijn suikerziekte voornamelijk geestelijk zwaar, want ik ben dag in, dag uit bezig met mijn bloedsuikerspiegel meten, insuline toedienen en alle overige noodzakelijke handelingen die erbij horen.’

 

Het continu berekenen van bijvoorbeeld te drinken of te eten koolhydraten en de te lage of juist te hoge bloedsuikers, is zwaar. Evenals het voortdurend toedienen van insuline voordat Gerard überhaupt iets nuttigt. Maar volgens hem valt het in het niets bij zijn hartaandoening: ‘Alles waarmee ik belast ben vanwege mijn suikerziekte is een lachertje vergeleken met hetgeen wat mij is overkomen met betrekking tot mijn hart.’

 

De nasleep

Ondanks alles staat Gerard zijn mannetje. ‘Ziek’ is en zal hij blijven, maar hij staat niet toe dat zijn ziektes zijn leven bepalen: ‘Ik voel mij hartpatiënt, want met alles wat ik doe, moet ik op mijn hart letten en naar mijn lichaam luisteren. Mijn litteken is een bewijs daarvan en gaat nooit meer weg. Soms is het niet makkelijk, maar ik moet doorgaan met leven. Uiteindelijk valt er mee te leven, zolang ik opensta om mij aan te passen aan mijn eigen ziekte.’

 

 

1Hypertrofische cardiomyopathie (HCM): Een verdikte hartspier. De hartspier kan op verschillende plaatsen verdikt zijn, maar meestal is in ieder geval de tussenwand tussen de kamers aangetast. Als de tussenwand tot onder de aortaklep verdikt is, belemmert dat de uitstroom naar de aorta en kan dat kortademigheid en pijn op de borst veroorzaken. (Bron: Hartwijzer)

 

Jos Kuipers (69): Vanuit het niets ‘hartpatiënt’

 

De 69-jarige Jos Kuipers geniet samen met zijn ‘meissie’, zoals hij haar liefkozend noemt, intens van het leven. Zijn hele leven lang is hij een fanatieke sporter. Wanneer hij vanwege een blessure noodgedwongen afscheid moet nemen van het sporten, blijkt dat een onverwacht geschenk uit de hemel. Op de operatietafel wordt namelijk bij toeval een hartaandoening ontdekt. Jos vertelt zijn verhaal.

 

In 1946 komt Jos in Utrecht ter wereld. Hier runt hij jarenlang samen met zijn ‘meissie’ een glas- en verffamiliebedrijf. Inmiddels is Jos met pensioen en heeft hij samen met zijn partner de Domstad verlaten: ‘Ik werk alsnog twee ochtenden in de week bij een glasbedrijf in Lelystad. Verder genieten mijn ‘meissie’ en ik onder andere enorm veel van reizen. Wij proberen iedere maand op vakantie te gaan.’

 

Jos Kuipers

 

Onverwachte ontdekkingen

Jarenlang doet Jos aan wielrennen. Wanneer zijn veertigste verjaardag nadert, maakt hij de omslag naar hardlopen: ‘Eerst één kilometer, later vijf kilometer en weer wat later tien kilometer. Uiteindelijk heb ik vele tientallen halve marathons gelopen, alsook nog zes marathons.’ In mei 2011 is het afgelopen met het hardlopen. Op de laatste dag van de maand loopt Jos zijn laatste halve marathon. De volgende dag kan hij niet meer lopen vanwege een totaal kapotte knie.

 

Een operatie voor een knieprothese volgt. Maar het echte ziekbed begint dan pas: ‘Op de dag van de operatie ontdekte de arts dat ik een ‘flutter’  had. Deze hartaandoening was dermate ernstig dat de operatie werd uitgesteld. Een tweetal weken later werd de operatie alsnog uitgevoerd, maar in plaats van een algehele narcose, is er gekozen voor een ruggenprik. Van de ‘flutter’ heb ik nooit lichamelijk wat gemerkt, maar ik bleek het toch echt te hebben.’

 

Jos wordt vanwege de ontdekking onder controle gehouden ook al ervaart hij zelf geen klachten. In 2015, na het maken van het zoveelste hartfilmpje, besluit zijn cardioloog tot een Holteronderzoek. Wanneer hij de volgende dag het Holterkastje inlevert, wordt hij de daaropvolgende dag al gebeld: ‘Of ik zo spoedig mogelijk naar het ziekenhuis wilde komen. Ik was totaal verrast, want nog steeds had ik niets, maar dan ook helemaal niets gemerkt van een eventuele hartafwijking.’

 

Mini-pacemaker

Eenmaal in het ziekenhuis blijkt Jos hartslagpauzes van meer dan acht seconden te hebben. Ook hiervan heeft hij wederom geen idee: ‘Het enige wat ik af en toe merkte, was dat ik na een stukje wandelen soms moe was. Maar dat schreef ik destijds toe aan mijn knieprothese.’ Maar niets blijkt minder waar. Na een opname in het ziekenhuis krijgt de positieveling andermaal een Holterkast: ‘Ook nu weer bleek dat mijn hart ‘pauzes’ inlaste en dat mijn hartslag soms terugliep naar dertig slagen per minuut. Vele malen is mij gevraagd of ik iets merkte en hoe ik mij voelde. Steeds was mijn antwoord dat ik niets merkte en dat ik mij uitstekend voelde.’

 

Uiteindelijk wordt de knoop doorgehakt en krijgt Jos te horen dat hij een pacemaker krijgt. Aangezien hij te maken heeft met een wisselende lage hartslag en lange hartslagpauzes, komt hij in aanmerking voor de mini-pacemaker: ‘Op mijn verjaardag op 21 oktober 2015 heb ik via mijn lies een mini-pacemaker geïmplanteerd gekregen. De ingreep is bij mijn volle bewustzijn gedaan en uitstekend verlopen. Het enige waar ik last van had, was het drukverband op mijn lies, maar dat mocht er na twintig uur vanaf.’

 

De volgende dag mag Jos alweer naar huis. Ook al is hij nu een mini-pacemaker ‘rijker’, in wezen voelt hij zich niet anders dan voorheen: ‘Lichamelijk voelde, en voel ik nog steeds geen verschil met de tijd voor de ingreep. De uitdraaien van mijn hartfilmpje hebben mij moeten overtuigen dat er iets niet goed is met mijn hart.’

 

Als voorheen

Eenmaal helemaal opgeknapt en bijgekomen van alle gebeurtenissen, voelt Jos lichamelijk totaal geen beperkingen doordat hij nu door het leven gaat met een mini-pacemaker: ‘Ik kan alles doen wat binnen mijn kunnen ligt! Al snel merkte ik wel dat ik nu totaal geen last meer heb van vermoeidheid als ik een stuk had gewandeld. Kon ik voor de ingreep ruim zeshonderd meter aan een stuk wandelen, nu kan ik bijna onbeperkt blijven wandelen zonder moe te worden of in ademnood te komen.’

 

Hij vervolgt: ‘Volgens mijn ‘meissie’ ben ik als mens niet veranderd. Zelf ervaar ik dat ook. Ik vind het nog steeds moeilijk te beseffen dat ik, na een zeer sportief leven, deze aandoening heb gekregen. Het niet meer kunnen hardlopen is mij zwaar gevallen en het doet mij nog steeds ‘pijn’ als ik mijn vrienden zie die wel heerlijk in de bossen kunnen hardlopen.’

 

Maar ondanks de ingreep en het hebben van een mini-pacemaker kan Jos voor de volle 100% concluderen, dat zijn leven alleen op het gebied van wandelen en het soms hebben van ademtekort iets is veranderd: ‘Voor de rest voel ik mij nog net als voor de ingreep. Met een ‘gerust’ hart kan ik zeggen dat ik mij geen hartpatiënt voel. Ik zie de toekomst met veel vertrouwen tegemoet en probeer, samen met mijn ‘meissie’, te genieten van het leven dat nog voor ons ligt.’