Zorgvuldige samenwerking nodig bij hartfilmpjes in de eerstelijns geboortezorg

Niet naar het ziekenhuis, maar een hartfilmpje dat thuis van de ongeboren baby kan worden gemaakt. Onder bepaalde voorwaarden is dat vanaf begin 2023 mogelijk. Een speciaal opgeleide verloskundige kan een dergelijk filmpje, ook wel antenataal cardiotocogram genoemd, maken en aflezen. Daarvoor moeten wel samenwerkingsafspraken zijn gemaakt met de gynaecologen in de regio. Ook moeten de uitkomsten in gezondheidswinst voor moeder en kind duidelijk zijn.

Als een zwangere minder leven voelt in de buik, de zwangerschap langer lijkt te duren dan gebruikelijk (‘over tijd’, oftewel naderende serotiniteit) of de baby in stuit ligt en moet worden gedraaid kan een hartfilmpje worden gemaakt. Op verzoek van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en de Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen (KNOV) onderzocht het Zorginstituut de mogelijkheid dit te laten doen door een verloskundige in de wijk. In het voorjaar van 2021 kwam zij met haar oordeel. Bij de genoemde redenen en met goede samenwerkingsafspraken met de gynaecoloog in de regio mag een verloskundige het cardiotocogram (CTG) afnemen, mits de verloskundige een speciale opleiding heeft gevolgd.

Zorg dichter bij zwangere

Om ook financieel mogelijk te maken dat een verloskundige het CTG afneemt en leest, is de prestatie voor verloskundigen aangepast door de NZa. Projectleider geboortezorg Pim Caris was hierbij betrokken. “De innovatieve zorgprestatie is bij ons aangevraagd door aanbieders en zorgverzekeraars om te onderzoeken of deze manier van zorg werkt. Als NZa waren we enthousiast. Het is een mooi voorbeeld van passende zorg. Als zorg dichter bij de zwangere gegeven kan worden, willen we dat stimuleren.”

Optimaal benutten van expertise in de eerste lijn

De optionele verschuiving van werkzaamheden naar de eerstelijnszorg is bedoeld om gespecialiseerde artsen, zoals gynaecologen, te ontlasten. In het integraal zorgakkoord zijn plannen opgenomen over het optimaal benutten van beschikbare personele capaciteit en expertise. Dat is toepasbaar op meerdere disciplines, zoals huisartsenzorg, paramedische zorg en zorg voor ouderen of kwetsbaren. Maar ook in de geboortezorg is een regionale samenwerking tussen de eerste- en tweede lijn nodig om enerzijds zorg dichter bij de zwangere te kunnen bieden en anderzijds optimaal gebruik te maken van beschikbare zorgverleners.

Kwaliteitsvragen bij nieuwe werkwijze

Caris onderkent ook direct een pijnpunt voor de landelijke uitrol van deze werkwijze. “Er vindt een verschuiving van zorg plaats waar ook een financiële component aan zit. Daarnaast hebben gynaecologen nog vragen over de kwaliteit van deze werkwijze.” Eerstelijnsverloskundige Elise Neppelenbroek herkent vooral dat laatste beeld. Zij doet promotieonderzoek met als onderwerp het gebruik van het antenatale CTG in de eerste lijn. “Je ziet dat in bepaalde regio’s de hiervoor noodzakelijke samenwerking tussen verloskundigen en gynaecologen wel van de grond komt en in sommige regio’s nog niet. Toen wij in 2016 in Zwolle begonnen met de pilot op dit gebied, merkten we dat het vertrouwen moest groeien.”

Onderling vertrouwen vinden

Hoe heeft Elise dat vertrouwen in haar regio gevonden? “We zijn met gynaecologen het gesprek aangegaan om te laten zien dat we echt niet zomaar een CTG-apparaat gaan bestellen en bedienen. Daar hoort een duidelijk protocol en leertraject bij. Verloskundigen zijn wel opgeleid en bevoegd, maar om dat in praktijk te brengen, moeten we leren van de ervaring die gynaecologen en klinisch verloskundigen hebben.” Een van de gynaecologen die daarom aansloot bij de pilot was Bas Nij Bijvank van het Isala Ziekenhuis. “Aan het begin was ik vooral laagdrempelig beschikbaar om mee te kijken en mee te denken, maar er kwam ook scholing bij kijken. Naast de kwaliteitscriteria waar eerstelijnsverloskundigen aan moeten voldoen, komen we eens in de tien of twaalf weken bij elkaar. We bespreken dan CTG’s uit de praktijk, maar ook theorie.”

Maatschappelijke zorgkosten verminderen

Voor Nij Bijvank waren er meerdere redenen om mee te doen aan de pilot. “We zijn als regio bezig met waardegedreven zorg. Dat houdt in dat als we dezelfde zorg kunnen leveren op een goedkopere manier, we daarin geïnteresseerd zijn. Op die manier dragen we bij aan onze maatschappelijke verantwoordelijkheid om zorgkosten te verminderen”, vertelt hij. “Daarnaast kijken we als team actief naar welke zorg buiten het ziekenhuis, dus dichter bij de patiënt, geleverd kan worden met gelijkblijvende kwaliteit.” Mocht het toch nodig zijn, dan verwijst de eerstelijnsverloskundige de patiënt alsnog door. Neppelenbroek: “We treden op als eerste schakel, dus wij doen de risicoselectie en sturen de zwangeren wat laagdrempeliger door naar het ziekenhuis als er twijfels zijn.”

Afwachten van gezondheidsuitkomsten uit pilots

Om de samenwerking voor CTG in de eerste lijn landelijk tot stand te brengen, is noodzakelijk dat de gezondheidsuitkomsten van ouder en kind op korte en lange termijn goed zijn en dat de resultaten van de pilots in Zwolle, Groningen en Nijmegen bekend zijn. Dat komt overeen met de plannen in het integraal zorgakkoord, waarbij de uitkomsten van zorg een belangrijke rol spelen. In vergelijking met andere Europese landen heeft Nederland een relatief hoge sterfte van kinderen tijdens de zwangerschap en bevalling. De Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG) vindt juist daarom de kwaliteitsuitkomsten van deze werkwijze belangrijk. Tot de pilots zijn afgerond en er publicaties zijn over de gezondheidsuitkomsten voor ouder en kind raadt de NVOG haar leden de samenwerking met eerstelijnsverloskundigen nog af.

Verbinding tussen eerste en tweede lijn

Dat de samenwerking tussen verloskundigen en gynaecologen in sommige regio’s nog niet van de grond kan komen, betreurt Neppelenbroek. “We hebben de afgelopen jaren in drie regio’s laten zien dat de kwaliteit van deze werkwijze goed is. Zwangeren zijn erg tevreden met deze zorg, er worden kwaliteitsbesprekingen gehouden waar een gynaecoloog bij aanwezig is. Het werkt daarmee juist verbindend tussen de eerste en tweede lijn. Maar het lijkt soms moeilijk te zijn dit in nieuwe regio’s te implementeren.”

Bron: NZa-magazine

Wat is de relatie tussen intensieve duursport en hart-en vaatziekten?

Is er een ‘relatie’ tussen intensieve duursport en hartfalen? Dat onderzoekt de vakgroep Inspanningsfysiologie van de Radboud UMC/Maastricht UMC. De vakgroep is met name benieuwd in hoeverre de aanwezigheid in het bloed van de signaalstof troponine (na afloop van intensieve duurinspanning) een indicator is voor onderliggend hartfalen, met name aderverkalking (artherosclerose).

Afgelopen weekend werd bij een groep fietsers zowel voor als na afloop van ‘de Ronde van Nijmegen’ bloed afgenomen om Troponine-waardes te kunnen vergelijken. Een van hen is Jens Olde Kalter. Behalve fanatiek fietser is de misdaadjournalist formeel ook hartpatiënt. Hoewel zijn hart het prima doet, laat hij anderhalf jaar terug op basis van hartproblemen in de familie een CT-scan maken.

Lees hier verder.

Aantal geneesmiddelentekorten stijgt in 2023 naar recordhoogte

Het aantal geneesmiddelentekorten stijgt in 2023 naar recordhoogte. Werd in heel 2022 een schrikbarend aantal van 1514 tekorten genoteerd door apothekersorganisatie KNMP, halverwege dit jaar staat de teller al op 1179. Voorzitter Aris Prins van apothekersorganisatie KNMP luidt de noodklok. ‘Hoewel deze stijging niet onverwacht is, hoopten we – eerlijk gezegd tegen beter weten in – dat we vorig jaar de absolute grens hadden bereikt. Maar het is nog beduidend erger. Zo kunnen we niet voort. Apothekers zijn dagelijks in de weer voor talloze patiëntengroepen die hiervan de dupe zijn’.

Geneesmiddelentekorten, die ontstaan door problemen met productie, distributie en kwaliteit, kunnen een enorme impact hebben. Omdat ze een grote groep mensen treffen, langdurig zijn of omdat omzetten naar een ander geneesmiddel lastig is voor patiënten. Grote groepen mensen die kampen met bijvoorbeeld hartaandoeningen, jicht of infecties kunnen er niet meer dagelijks op rekenen dat hun geneesmiddel beschikbaar is in de Nederlandse apotheek.

Nederland

KNMP-voorzitter Prins: ‘Geneesmiddelentekorten spelen over de hele wereld. We kennen de lijsten van Europese tekorten. Maar we zien steeds meer middelen die alleen in Nederland niet beschikbaar zijn. Het komt dagelijks voor dat geneesmiddelen geïmporteerd moeten worden. Een voorbeeld is allopurinol dat in de landen om ons heen gewoon beschikbaar is, en hier maar zeer beperkt. Dit raakt een groep van 150.000 jichtpatiënten.’ 

Allopurinol is een van de 37 geneesmiddelen waarvoor er maar één fabrikant door de vier grote zorgverzekeraars als voorkeursleverancier is aangewezen. Als die fabrikant onverhoopt niet kan leveren en een dergelijk geneesmiddel dus niet voorradig is, ontstaat er direct een groot probleem, omdat alternatieven niet of nauwelijks beschikbaar zijn. Prins: ‘Het is zaak dat in Nederland alle relevante partijen met de hoogste spoed beslissingen nemen over oplossingen. Het duurt allemaal te lang.’

Alternatieven
Met veel kunst- en vliegwerk bedenken en organiseren apothekers in Nederland aan de balie dagelijks oplossingen en alternatieven voor de mensen. Door een ander middel met dezelfde werkzame stof of een therapeutisch alternatief aan te bieden, zelf te bereiden of te importeren. Per openbare apotheek is gemiddeld bijna een volledige fte bezig met de problematiek, zo blijkt uit een recente peiling van de apothekersvereniging KNMP onder de leden. Nederland telt bijna 2.000 openbare apotheken. De geneesmiddelentekorten spelen ook de apothekers in de ziekenhuizen sterk parten. Prins: ‘Onze 24-7 uurs zorgverlening staat onder druk doordat we continu bezig zijn met logistieke kwesties.’

Voor de apothekersorganisatie brengt KNMP Farmanco de geneesmiddelentekorten dagelijks in kaart. Indien een geneesmiddel landelijk niet verkrijgbaar is, gedurende minimaal veertien dagen, noteert KNMP Farmanco een nieuw tekort voor het jaarlijkse overzicht. Meldingen door apothekers worden geverifieerd bij de fabrikanten. Farmanco houdt al twintig jaar de statistieken bij over geneesmiddelentekorten in Nederland.

De olifant in de porseleinkast

Toen Niko Tinbergen precies 50 jaar geleden zijn Nobelprijs kreeg, kreeg hij die vanwege zijn baanbrekende onderscheid tussen de ‘proximale’ en de ‘onderliggende, evolutionaire of ultieme’ verklaringen voor het gedrag dat hij bij allerlei dieren observeerde. Hoewel mensen net zo goed dieren zijn, wordt in de huidige geneeskunde tot op de dag van vandaag voornamelijk ‘proximaal’ gedacht. Dat wil zeggen: binnen de opleiding leren studenten precies welke hormonen, receptoren, neurotransmitters, cellen en moleculen betrokken zijn bij een bepaalde ziekte en welke medicijnen er gegeven kunnen worden om diezelfde hormonen, receptoren, neurotransmitters, cellen of moleculen te beïnvloeden. Niet zo gek dus, dat de studie geneeskunde ook wel de studie ‘medicijnen’ wordt genoemd.

Op zich valt of staat de behandeling van een medisch probleem natuurlijk bij het herkennen van een ziekte, de daarbij betrokken stofjes en de te geven medicatie. Echter, zoals Tinbergen al zei, is voor het daadwerkelijke begrijpen en daarmee in de toekomst voorkómen in plaats van genezen ook onderzoek naar een diepere, onderliggende oorzaak van een ziekte nodig.

----

Als lid van Hartpatiënten Nederland heeft u onbeperkte toegang tot alle Premium-artikelen op hartpatienten.nl. Het enige wat u hiervoor hoeft te doen is inloggen op uw profiel. Het zijn artikelen waar we trots op zijn en die we graag met u als trouwe lezer delen.

Als later eerder komt dan verwacht

Een groot deel van zijn leven kampte hij met angst voor hartklachten. Totdat Hans Vos (69) in 2014 daadwerkelijk een hartaanval kreeg. Sindsdien beschouwt hij zijn leven alsof het uit twee delen bestaat: vóór en na zijn hartaanval. Deze ingrijpende gebeurtenis zorgde er namelijk voor dat hij het roer drastisch omgooide.

Hans had nooit last van angst gehad, totdat op zijn éénentwintigste een dierbare op tragische wijze kwam te overlijden. Vanaf dat moment ontwikkelde Hans angstklachten. Hij was doodsbang voor de dood, en door zijn manier van leven – drukke baan, veel roken en teveel drinken – was het volgens zijn arts geen vraag óf, maar wanneer hij een hartaanval zou krijgen. Toch kwam dit zeer onverwacht, vertelt Hans. “De vrijdagavond was lange tijd mijn intensieve drinkavond. Ook die bewuste avond was ik de kroeg in geweest en had ik genoten van veel drank. Toen ik al lang en breed weer thuis was, voelde ik me een aantal uur later ineens helemaal niet goed.” Zijn vrouw Marija (58) vertelt: “Ik weet nog dat hij me ergens voor zevenen riep. We waren die nacht pas laat naar bed gegaan, dus zei ik dat hij wel een hele goede reden moest hebben om mij mijn bed uit te laten komen. Maar ik had al snel door dat er iets mis was, zeker toen ik hem kreunend en steunend op de bank zag zitten. Meteen belde ik het alarmnummer.”

Stent

De ambulance was snel aanwezig. Hans is de hele tijd bij bewustzijn gebleven, maar kon geen woord meer uitbrengen. “Ik stond vanbinnen echt in de fik, zweette alsof het vijfenveertig graden was. Ik was helemaal op. Als Marija er niet was geweest, had ik zelf absoluut niet meer kunnen ingrijpen. Dan was ik gewoon doodgegaan. Gek genoeg kan ik me herinneren dat de ambulancebroeders me zeer goed hebben geholpen. Ik weet nog dat dat vertrouwd voelde. Eenmaal onderweg naar het ziekenhuis, was de eerste gedachte die ik had: vreemd, als later eerder komt dan verwacht. Dat spookte door mijn hoofd.” Niet lang daarna arriveerde Hans in het ziekenhuis, waar een groot hartinfarct werd geconstateerd. Er werd meteen een levensreddende stent geplaatst. “Heel gek vond ik het dat ik tijdens de ingreep bij bewustzijn moest blijven en de artsen me allerlei dingen vroegen. Het deed overigens absoluut geen pijn, terwijl ik daar wél altijd erg bang voor was geweest.”

Niemandsland

Drie dagen later mocht hij naar huis. Daar begon alles eigenlijk pas. Zijn hartaanval was voor hem een kantelpunt in zijn leven, zegt hij. “Ik besef me heel goed dat ik er een leven bij heb gekregen. Een leven dat echt heel anders is, dat totaal niet te vergelijken is met hoe het hiervoor was. Bij alle foto’s die ik nu zie, denk ik: was dit ervoor of erna?” Marija beaamt dit. “Hans werd een andere man. Alle vanzelfsprekendheden waren in één klap weg. Het kunnen doen wat hij wilde, het succes van zijn werk in de reclame, de borrels… Alles. Hij was zelfstandig ondernemer en is in één keer vervroegd met pensioen gegaan. Daarmee is ook een stuk identiteit verdwenen. Hij had ineens een diëtist, mensen die op hem letten. Het zorgeloze was weg. Dat maakte hem natuurlijk ook verdrietig. Ikzelf vond het moeilijk om hem te zien lijden, om te zien dat hij zich lange tijd in niemandsland bevond. Daarnaast vond ik het een hele periode doodeng om weg te gaan. Kon ik hem wel alleen laten? Ging dat wel goed? Dan overviel me een enorme paniek, was ik bang voor herhaling. Dat kostte echt tijd.”

Roken

Eén van de grootste veranderingen in Hans’ leven, is het feit dat hij niet meer rookt. Veertig jaar lang rookte hij namelijk zo’n drie pakjes per dag. “Er was eigenlijk niemand die na mijn hartaanval zei: goh, uitgerekend jij. Nee, niemand. Ik kan me nog steeds nauwelijks voorstellen hoe ongenadig mijn leven is veranderd door alleen al te stoppen met roken. Ik vloog bijvoorbeeld niet meer, want dan moest ik te lang zonder roken en dat hield ik niet vol. En als Marija en ik uit eten gingen, was roken het enige waaraan ik kon denken. Toch heb ik sinds mijn ingreep nooit meer een trekje van een sigaret genomen.” Marija vult aan: “Hans heeft wel geprobeerd te minderen, maar dan deed hij niets anders dan zijn gerookte sigaretten tellen. Alles was voor hem gekoppeld aan roken. Op de hartbewaking mocht hij sowieso niet roken, dus die afkickdagen kreeg hij al gratis. Die lijn heeft hij doorgezet. Al heeft het wel een jaar geduurd, hoor. Het was echt niet makkelijk.”

Nieuwe invulling

Ook drinken doet Hans nauwelijks meer. Andere dingen heeft hij juist weer opgepakt. Zo is hij twintig jaar geleden gestopt met voetballen, omdat hij dat niet meer durfde. Nu staat hij weer twee keer in de week fanatiek te voetballen. Zijn leven lijkt niet meer op dat van vroeger, maar toch zou Hans niet meer willen ruilen. “Natuurlijk zit ik af en toe weleens te mopperen, maar ik heb er van alles voor teruggekregen. Ik voel me bevoorrecht dat ik weer kan voetballen. Dat ik mijn rol als opa een stuk beter aankan dan ik waarschijnlijk had gekund als ik nog leefde zoals ik leefde. Daarnaast ben ik drie jaar na mijn hartaanval muzikant geworden. Ik heb op podia gestaan en zelfs twee cd’s uitgebracht. Op één van die cd’s staat het liedje: Als Later Eerder Komt. Als je dat jaren terug tegen me had gezegd… Ik doe nu dingen die ik nooit eerder heb gedaan en waarvan ik ook nooit had verwacht ze te gaan doen. Dat is toch geweldig?”

Hans Vos is als muzikant te vinden op Spotify en YouTube.

Tekst: Laura van Horik
Beeld: Hans Vos

Opzoek naar lotgenotencontact? Check ons forum of onze besloten FB-groep.

Dit artikel verscheen eerder in het HPNLmagazine.

Ik dacht: als ik nu wegraak, is het voorbij

Een enorme druk op de borst. Vreselijk veel pijn. Doodsangst. De dag waarop Jan Joanknecht (68) een zwaar hartinfarct kreeg, staat tien jaar later nog altijd in zijn geheugen gegrift. 

Jan: “Een aantal maanden voordat het gebeurde, was ik in Noorwegen. Dat weet ik nog goed. Ik had plotseling problemen met mijn ademhaling en hoestte. In het ziekenhuis constateerden ze dat ik een stevige longontsteking had. De artsen twijfelden of ze me zouden opnemen, maar dat gebeurde uiteindelijk niet. Als ik weer in Nederland was, werd mij verteld, moest ik maar eens langs een arts gaan om goed naar mijn hart te laten luisteren. Ze hoorden namelijk een ruis. Daar heb ik onvoldoende acht op geslagen. Toen ik in Nederland aankwam, was ik vooral blij dat de longontsteking zich herstelde. Als ik erop terugkijk, was dit al één van de signalen. Maar die hebben zowel mijn huisarts als ikzelf niet opgepakt.”

----

Als lid van Hartpatiënten Nederland heeft u onbeperkte toegang tot alle Premium-artikelen op hartpatienten.nl. Het enige wat u hiervoor hoeft te doen is inloggen op uw profiel. Het zijn artikelen waar we trots op zijn en die we graag met u als trouwe lezer delen.

Storing door straling

Elektromagnestische straling en pacemakers en ICD’s: ze vormen geen goed huwelijk, zo wordt vaak gedacht. Maar wat is er precies waar van die aanname? Wanneer kan straling een storing veroorzaken en wanneer valt het wel mee?

Elektromagnestische straling is overal. De zon, de magnetron, de radio: ze zenden stuk voor stuk natuurlijke of kunstmatige straling uit die voor de mens in meer of mindere mate waarneembaar is. In het geval van zonlicht is die waarneming het meest aantoonbaar: zonnestraling zorgt voor voelbare warmte en zichtbaar licht. Onzichtbaarder zijn de elektromagnestische velden die ontstaan door röntgenstraling, of de straling van de WiFi-golven in huis. Iedere soort straling heeft weer een andere frequentie, een andere reikwijdte en een ander zogeheten doordringend vermogen – het vermogen om, zoals bij WiFi-straling, door muren heen te dringen.

(meer…)

Mijn hartklachten werden niet serieus genomen

Ze werd doodziek van haar medicatie, maar er leek geen andere optie te zijn. Corry Nicolay (74) kampte met een hartritmestoornis en voelde zich jaren niet serieus genomen door haar cardioloog. Ze vertelt hoe hoogleraar cardiologie voor vrouwen Angela Maas haar heeft geholpen.

Het begon allemaal toen Corry’s man Bote in 2007 getroffen werd door A-streptokokken, een levensbedreigende vleesetende bacterie. “Ik had hem nog gezoend toen hij naar het ziekenhuis ging, want we wisten niet of hij het zou overleven. De kans was groot dat ik ook besmet was”, vertelt Corry. In het ziekenhuis kreeg ze daarom een sterke kuur toegediend. “Als ik die niet zou nemen, zou ik volgens de dokters door een klein wondje binnen twee dagen dood zijn. Verstand op nul en slikken, dus.” Die kuur viel haar echter zwaar. Naast uitslag kreeg ze plotseling hartklachten. “Mijn hart bonkte soms hevig en daarna weer rustig. Eerst dacht ik dat het wel meeviel, maar het werd steeds erger. Daarnaast voelde ik me moe en duizelig. Ik wist meteen dat het foute boel was.”

----

Als lid van Hartpatiënten Nederland heeft u onbeperkte toegang tot alle Premium-artikelen op hartpatienten.nl. Het enige wat u hiervoor hoeft te doen is inloggen op uw profiel. Het zijn artikelen waar we trots op zijn en die we graag met u als trouwe lezer delen.

Een hart op schaal uit de 3D-printer

De komst van de 3D-printer kan op medisch gebied veel veranderen. In het Catharina Ziekenhuis onderzoeken hartchirurg Niels Verberkmoes en hartchirurg in opleiding Jules Olsthoorn de opties van 3D-printtechnieken binnen de cardiochirurgie en cardiologie.

Het Catharina Hart- en Vaatcentrum in Eindhoven beschikt inmiddels zo’n vier jaar over een 3D-printer. Langzaam maar zeker worden de mogelijkheden zichtbaar. “Als de anatomie heel complex is, zijn 2D-beelden, zoals CT-scans, echo’s en röntgenfoto’s, op zichzelf onvoldoende om het geheel te beoordelen”, vertelt Jules Olsthoorn. “Dit geldt met name voor hoog complexe hartaandoeningen, zoals type A dissecties, aorta-aneurysmata en cardiale tumoren. Initieel zijn we begonnen met 3D-software, maar alsnog misten we de mogelijkheid om het vanuit alle hoeken te bekijken en op ware grootte. Het zou veel handiger zijn als je de anatomie letterlijk in je handen kunt houden en voelen, dachten we.”

----

Als lid van Hartpatiënten Nederland heeft u onbeperkte toegang tot alle Premium-artikelen op hartpatienten.nl. Het enige wat u hiervoor hoeft te doen is inloggen op uw profiel. Het zijn artikelen waar we trots op zijn en die we graag met u als trouwe lezer delen.

Prehabilitatie: de tijd op de wachtlijst nuttig besteden

Dr. Peyman Sardari Nia is cardiothoracaal chirurg in het Maastricht UMC+ (MUMC+) en in HPNLmagazine houdt hij de lezers op de hoogte van de interessante onderwerpen binnen de hartchirurgie. Dit keer vertelt hij over prehabilitatie en digitale informatievoorziening.

Tijdens de eerste coronagolf, toen operaties werden uitgesteld en de wachtlijsten langer en langer werden, initieerde dr. Sardari Nia een wetenschappelijk studie over verbetering van de conditie van de patiënten ter voorbereiding op een operatie. “Op die manier konden we enerzijds iets extra’s bieden aan de patiënten op de wachtlijst en tegelijkertijd een belangrijke onderzoeksvraag beantwoorden”, legt hij uit. “We hebben toen binnen het MUMC+ een digitaal platform ontwikkeld voor mensen die een ingreep aan het hart moesten ondergaan en hiervoor op de wachtlijst stonden. Patiënten werden gescreend op de aanwezigheid van bekende risicofactoren, zoals roken, overgewicht, verminderde longspierkracht, slechte conditie en stress. Uiteindelijk hebben we een groep van 398 patiënten gevonden die bereid waren mee te doen aan het onderzoek. Alle patiënten werden gescreend op risicofactoren en digitaal opgevolgd. De helft daarvan werd – willekeurig ­– ingedeeld in de controlegroep, de andere helft kreeg een periode van zes tot acht weken lang begeleiding via het digitale platform.”

Op het platform werd hulp aangeboden om de risicofactoren aan te pakken: bijvoorbeeld een digitaal programma om te stoppen met roken, voedingsadviezen, leren omgaan met angst en stress, verbeteren van de longspierkracht en beweegstimulatie. Sardari Nia: “Dit noemen we ‘prehabilitatie’, oftewel patiënten mentaal en fysiek zo goed mogelijk voorbereiden op de operatie. Daarnaast hebben we aan alle patiënten via het digitale platform extra informatie over de ingreep verstrekt. De patiënten werden ook intensief gemonitord. Aan de hand daarvan konden we bijvoorbeeld besluiten om eventueel de medicatie aan te passen of om iemand voorrang te geven op de wachtlijst.”

Minder complicaties

De grote vraag is: zijn er duidelijke verschillen te zien tussen de groep die begeleiding kreeg en de controlegroep? Zijn de uitkomsten van de operatie bijvoorbeeld beter, hebben zij minder last van complicaties en herstellen ze sneller? De uitkomsten van het onderzoek worden binnen één jaar verwacht. Sardari Nia kijkt ernaar uit. “Het is een belangrijke studie, want als we kunnen aantonen dat prehabilitatie verschil maakt, zou dat een reden kunnen zijn om dit concept structureel in te voeren in het zorgproces. Dan krijgt het begrip ‘wachtlijst’ een hele andere betekenis. Je zou zelfs kunnen overwegen om bij bepaalde patiënten te wachten met opereren zodat zij eerst een prehabilitatie-traject kunnen volgen.”

De patiënt (digitaal) betrekken bij zijn zorgtraject, is sowieso een thema dat de laatste tijd de aandacht heeft. “Er is een groot belang bij patiënten beter informeren”, zegt Sardari Nia. “We hebben bijvoorbeeld al een pakket ontwikkeld voor mensen die een mitraalklepoperatie moeten ondergaan. Van het hele proces, van binnenkomst in het ziekenhuis tot ontslag, hebben we korte video’s gemaakt zodat de patiënt stap voor stap weet wat hem te wachten staat. Van de ingrepen hebben we animaties gemaakt. Dit pakket gaan we binnenkort aan patiënten aanbieden.”

Artsen doen nu ook al hun best om patiënten zo goed mogelijk te informeren over een ingreep, maar volgens Sardari Nia heeft een digitaal pakket voordelen ten opzichte van de klassieke methode. “In de spreekkamer is doorgaans maar vijftien minuten tijd. Daarbij kan de ene arts ingewikkelde medische ingrepen duidelijker uitleggen dan de ander. En de patiënt slaat ook niet alles meteen goed op. Met een digitaal pakket kun je de informatie standaardiseren en verzamelen op een platform waar iemand naar terug kan om het nóg een keer te bekijken. Een patiënt die goed geïnformeerd is, is ook psychisch beter voorbereid op wat er gaat gebeuren.”

Digitaal ontmoeten

Naast informatieverstrekking, monitoring en prehabilitatie, wil Sardari Nia nog een stap verder gaan op het gebied van digitalisering. “Ik heb in dit blad al eerder gesproken over shared decision-making: de patiënt laten meebeslissen in de keuze voor een bepaalde behandeloptie. Als we met het hartteam samenkomen om de casussen te bespreken, zouden we digitaal contact kunnen leggen met de betreffende patiënt – bijvoorbeeld in een video-call. Als de patiënt goed geïnformeerd is, kan diegene heel goed meebeslissen over zijn behandeling. Voor de aanwezige artsen van het hartteam kan het ook van meerwaarde zijn om de patiënt even digitaal te ontmoeten: je kunt bijvoorbeeld meteen een inschatting maken van hoe vitaal iemand is.”

Sardari Nia geeft aan dat veel patiënten enthousiast zijn over het digitale platform, het prehabilitatie-concept en de uitgebreide informatieverstrekking. Al hoeven mensen die al deze technische hoogstandjes maar ingewikkeld vinden, zich volgens hem geen zorgen te maken. “We gaan ook onderzoeken welke mensen niet meededen aan het onderzoek en waarom. Als prehabilitatie wordt ingevoerd, zullen we mensen die niet digitaal onderlegd zijn, altijd de mogelijkheid geven om op een traditionele manier dezelfde begeleiding te krijgen. Uiteindelijk gaan we altijd voor een behandeling op maat.”

Tekst: Marion van Es
Beeld: Léon Geraedts

Opzoek naar lotgenotencontact? Check ons forum of onze besloten FB-groep.

Dit artikel verscheen eerder in het HPNLmagazine.