Wereldwijd volop in ontwikkeling Draadloze pacemaker

De Pacemaker

De pacemaker is een ingeburgerd begrip. Bij wereldwijd ruim drie miljoen mensen met hartritmeproblemen – of zij nu met een traag hartritme (’bradycardie’) of een te hoog hartritme (’tachycardie’) kampen – is een pacemaker geïmplanteerd. Velen kennen dan ook iemand met zo’n harthulp. Het steeds kleinere apparaatje is immers een echte hartondersteuner.

 

Naast een ritmebewaker grijpt dit stukje technisch vernuft bovendien in bij een hartstilstand of in geval van hartfalen. Elk jaar worden ongeveer 600.000 geïmplanteerd.

 

Mooie hartvinding dus. Maar ook een met nadelen. De elektroden van de pacemaker, ook wel de ’leads’ genoemd die op het hart zijn aangesloten, zijn uiterst kwetsbaar.

 

Niet zelden kampen de door speciale batterijen gevoede pacemakerdragers met draadbreuk. Het loslaten van zo’n ’lead’ of ook aantasting van de isolatie van de draad kan zelfs levensbedreigend zijn. Deze draden werden wel eens aangeduid als ‘achilleshiel’, ofwel hét grote nadeel in dit technisch vernuft. Niet zelden volgt dan ook een bijna altijd ingrijpende operatie. En soms meerdere…

 

Deze problemen zijn internationaal erkend. Overal ter wereld wordt dan ook hard gewerkt aan de komst van draadloze pacemakers. Zo maakte het Amerikaanse bedrijf EBR Systems Incorporated in het Californische Sunnyvale dit voorjaar bekend zo’n pacemaker zónder uitwendige stroomdraden maar mét een inwendige energievoorziening te hebben vervaardigd.

 

EBR verklaarde, ook naar haar aandeelhouders toe, verheugd te zijn dat zij met de ontwikkeling van dit draadloze systeem het klinische stadium heeft bereikt. Ofwel, het WICS-CRT systeem is klaar om uit te testen bij patiënten. Het bedrijf noemt de all-in pacemaker een totaal-implantaat voor hartstimulatie, iets wat het eerst niet was vanwege de externe bedrading, en spreekt van een medische doorbraak.

 

Een systeem met een moeilijke naam: ’Wireless Stimulation Endocardially for Cardiac Resynchronization Therapy’. Een naam die uitleg behoeft. Cardiale resynchronisatie-therapie (CRT) is bedoeld om de verstoorde en ongelijkmatige pompfunctie van het hart weer in evenwicht te brengen. De groep patiënten met deze ernstige en niet zelden levensbedreigende aandoening groeit wereldwijd aanzienlijk. De Zwolse cardioloog dr. Peter Paul Delnoy, werkend in de Isala-klinieken deed de afgelopen jaren diepgaand onderzoek naar de ontwikkeling en verbetering van deze therapie en promoveerde eind 2009 hierop aan de Universiteit van Utrecht.

 

Toch is deze stap in de ontwikkeling niet de eerste. In augustus 2009 meldde het persbureau Reuters dat in de VS de eerste draadloze pacemaker was geïmplanteerd bij de toen 61-jarige Carol Kasyjanski uit New York. Hierdoor kon de gezondheidstoestand van de hartpatiënt door de arts van een afstand, via het internet, in de gaten worden gehouden. Kasyjanski, die al ruim twintig jaar met een traditionele pacemaker leefde, verklaarde dankzij de draadloze technologie een nieuwe levensfase te kunnen starten. Zij werd geopereerd in het St. Francis’ Arrhythmia and Pacemaker Center in New York. Haar artsen zeiden te hopen dat deze draadloze toepassing snel standaard wordt.

[ Niets blijkt moeilijker dan het evenaren van de schepping ]

Afbeeldingen: Universitair Medisch Centrum Utrecht

Veel winst te behalen met Kloppend Hart Chirurgie

Veel winst te behalen met Kloppend Hart Chirurgie

ENSCHEDE – Op het gebied van bypassoperaties is landelijk veel winst te halen door de zogenoemde kloppend-hart-chirurgie. Veel hartcentra zullen daarvoor nog een heel proces door moeten gaan. Dat zegt hartchirurg Jan Grandjean van Thoraxcentrum Twente in Enschede.

 

Bij een kloppend-hart chirurgie wordt geen hart-longmachine meer gebruikt om tijdens de operatie het bloed van de patiënt te laten stromen. Dat heeft volgens dr. Grandjean veel voordelen. ‘Het risico van overlijden door de operatie is veel kleiner’, weet de thoraxchirurg.

 

‘Bij een kloppend-hartoperatie raken we de aorta niet aan. We zetten er dus geen klem op. Met name voor mensen op hogere leeftijd is dat een voordeel. Aan de binnenkant van de aorta zijn vaak plaques, en dat zie je aan de buitenkant niet.’

 

‘Ik ben in 1994 begonnen met kloppend-hartoperaties in het Groningse hartcentrum, waar ik toen werkte. Groningen was toentertijd samen met Utrecht in Nederland en ver daarbuiten pionier op het gebied van kloppend-hartoperaties. In Enschede verrichten we momenteel 80 procent van de bypassoperaties met kloppend hart. Landelijk ligt dat percentage op minder dan 20 percent!’

 

Grandjean staat landelijk ook bekend als expert op het gebied van hartklepoperaties. En wel operaties van de Mitralisklep, waarbij niet het borstbeen wordt geopend, maar de klep via de rechterkant van het lichaam wordt geopereerd. Dat heeft onmiskenbaar grote voordelen. ‘Een voordeel is dat je opereert via nog maagdelijk gebied. Je maakt er niets kapot. Een tweede voordeel is dat je de klep veel beter ziet en dus makkelijker kunt repareren.  Het grootste voordeel bij deze methode hebben al eerder geopereerde patiënten, met name mensen die reeds een goed werkende aortaklepprothese hebben en nu aan de mitralisklep moeten worden geopereerd. Bij elke nieuwe operatie loopt het risico snel op. Dat risico halveer je – en zelfs meer dan dat – door via de zijkant te opereren.’

 

Met name vrouwen vinden deze manier van opereren prettiger dan het laten opensnijden van de borstkas. ‘We maken onder de borstlijn bij de huidlijn een litteken of incisie, daarvan zie je achteraf niets meer’, aldus Grandjean.

 

Niet verbazingwekkend dus dat hartpatiënten uit heel Nederland in Enschede aankloppen. ‘Vorig jaar deden we meer dan 1100 hartoperaties. Van deze patiënten kwamen er slechts 600 uit Twente. De overige 500 kwamen uit heel oost-Nederland en de rest van het land. We zouden door kunnen groeien naar meer dan 1200 patiënten, we hebben nog wat reserve.’

 

Nogal wat cardiologen weten Grandjean te vinden waar het gaat om de moeilijk te opereren patiënten met een verhoogd risico. ‘Die komen uit het hele land’, zegt Grandjean. ‘We kregen iemand die al vier keer geopereerd was. Bij zo iemand moet je niet nog eens de borstkas openen. We opereerden dus via de zijkant. Je moet het zo zien: wij proberen maatwerk te leveren en voor elk probleem een creatieve oplossing te verzinnen. Met succes.’

 

Om zoveel patiënten aan te kunnen is een goede en vooral flexibele organisatie nodig, benadrukt Grandjean. ‘We beginnen ’s ochtends vroeg met de kloppend-hartoperaties. Na enkele uren gaan de patiënten naar de IC, waar ze ook weer enkele uren bijkomen. Direct daarna gaan ze naar de medium care. Zodoende komen de IC-plaatsen dus vrij voor nieuwe patiënten. Vandaar dat we ook ’s middags weer kunnen opereren. De IC is in veel ziekenhuizen een bottleneck. Wij gaan daar creatief mee om, met succes!’

 

‘We zijn nu zeven jaar bezig. We hebben altijd een korte wachtlijst en een goede service gehad. De mensen die hier behandeld zijn, bleken tevreden, en dat zorgde voor veel mond-op-mond-reclame!’

 

[ Het risico van overlijden door de operatie is veel kleiner ]

door: Henri Haenen, fotografie: René van der Meer

Veel indringende reacties op de Hartbemiddelaar ‘Ik wil de beste behandeling…’

 

ROERMOND – Eigenlijk is het zo logisch als wat. Mensen willen het allerbeste voor zichzelf, hun partner of anderen die hen lief zijn. De best denkbare en beschikbare medische behandeling, het liefst gegeven door de beste dokters. Tópzorg, als het even kan! Waar in Nederland of ter wereld die ook voorhanden is, maakt daarbij dikwijls in principe niet zo veel uit…

 

Dat deze wens op het puntje van de tong van velen ligt, zegt óók veel. Namelijk, dat de ervaringen met de zorg lang niet altijd naar wens zijn.

 

Het wekte dan ook amper verwondering dat werkelijk honderden mensen per telefoon, e-mail of brief reageerden op De Hartbemiddelaar, de nieuwe patiëntenservice van Hartpatiënten Nederland. Niet alleen bij onze organisatie, ook bij nogal wat artsen door het land. Zij toonden zich geenszins verbaasd over de grote behoefte aan bemiddeling voor de beste medische zorg. Velen zijn zoekende, soms al jaren.

 

Nieuws verplaatst zich snel. Enkele uren na het bekend worden van het nieuws over De Hartbemiddelaar, in de derde week van mei 2011, waren honderden berichten hierover op het internet verschenen. En er waren onmiddellijk reacties van patiënten en ook enkele medici.

 

‘Goede medische zorg is natuurlijk overal om ons heen’, reageert een internist uit Noord-Holland. ‘Maar zoek als patiënt of als naasten de verschillen maar eens. Veel mensen weten echt niet waar ze moeten beginnen. Vaak is daar ook geen tijd voor, gezien de spoedeisendheid. En dan komen ze automatisch, bijna altijd via doorverwijzing, bij een arts terecht. Dat kan voor hun situatie de beste dokter zijn, maar dat hoeft natuurlijk niet… Een initiatief als De Hartbemiddelaar kan richting geven en mensen helpen. Ik vind het zo gek nog niet.’

 

‘Het plaatsen van mijn pacemaker is totaal mislukt’, meldt een zoekende patiënt uit Leeuwarden in een uitgebreide hulpvraag. ‘Derhalve was men genoodzaakt deze te verwijderen en opnieuw te plaatsen. Men is daarbij echter vergeten de daarvoor gemaakte ruimte dicht te maken waardoor ik nu een wandelende pacemaker heb. Deze verplaatst zich te pas en te onpas. Nu is mijn vraag: kan zoiets kwaad met het oog op de draadjes die eraan verbonden zijn? Immers als men ze vaak genoeg heen en weer buigt dan gaan ze kapot. Er is geprobeerd mij gerust te stellen met zoete woorden en mistige verhalen. Maar mijn ongerustheid is niet weggenomen. Bovendien is mijn twijfel over het vakmanschap en goed functioneren van het ziekenhuis behoorlijk toegenomen. Wat moet ik doen?’

 

‘Boezemfibrilleren is mijn probleem’, schrijft een meneer uit Uden ons zonder omhaal. ‘Ik slik acht pillen per dag en het euvel is niet onder controle. Weliswaar zijn de aanvallen minder heftig als vóór  het gebruik van de medicijnen. Mijn cardioloog raadt mij echter een operatie ten zeerste af. Ik heb al lang last van deze aanvallen. Ik slik vanaf september 2010 geneesmiddelen. In mijn omgeving hoor ik veel de reactie dat na een operatie de problemen weg zijn. Moet ik nog jarenlang medicijnen slikken met alle werking en vooral ook bijwerkingen van dien, of mij toch tegen het advies van mijn cardioloog laten opereren? Hij legt de beslissing bij mij neer, ik ben geen deskundige ook al lees ik veel van deze materie op internet. Hoe kom ik aan een onafhankelijk advies. Kunt u mij helpen?’

 

En een patiënt uit Gorinchem meldt ons: ‘Ik loop al enige jaren bij de cardioloog vanwege volgens hem goedaardige ritmestoornissen. Ook heb ik longemfyseem en lichte aderverkalking in mijn benen. Omdat ik inmiddels zoveel medicijnen van hem krijg, ben ik daar steeds meer aan gaan twijfelen om ze te slikken. Want ik word er alleen maar zieker van. Ook zou ik graag eens een keer een uitgebreid onderzoek willen ondergaan, omdat ik nu niet verder kom dan één keer per jaar fietsen en soms een 24-uurs bloeddrukmeter. Ik wordt steeds angstiger meer onzeker en durf steeds minder. Is het nu wel of niet ernstig wat ik mankeer?’

 

Tot zover slechts drie uit een scala van reacties. ‘Het toont de behoefte’, zegt voorzitter Jan van Overveld van Hartpatiënten Nederland. ‘De meeste mensen hebben inmiddels antwoord gekregen en ons best denkbare advies, geformuleerd door een panel van artsen die ons hierbij terzijde staat. In een aantal gevallen is De Hartbemiddelaar aan het bemiddelen geslagen en concreet op zoek naar deskundige begeleiding van patiënten.’

[ Patiënt: ‘Is het nu wel of niet ernstig wat ik mankeer?’ ]

[ Patiënt: ‘Mijn twijfel groeit over het vakmanschap van het ziekenhuis’ ]

Het STEUNHART, de nóg tijdelijke vervanger 

Dit zijn tijden waarin tekorten aan menselijke donororganen jaarlijks wereldwijd duizenden patiënten het leven kost. De ontwikkeling van kunstorganen is daarmee bijna een zoektocht naar de Heilige Graal. Maar bovenal, een vurig gewenste strohalm voor talrijke wachtenden op een orgaandonor.

 

In het oog springend is de technologische verfijning van het kunsthart. Hoewel heel wat prototypen verder, lijkt de perfecte waarnemer van het zieke hart nog altijd niet gevonden. Niets blijkt moeilijker dan het evenaren van de schepping.

 

Intussen werkt de wetenschap ook al jaren aan vervangende systemen die slechts een tijdelijke overbrugging zijn tot aan het moment van de daadwerkelijke implantatie van een echt menselijk orgaan.

 

Het ‘Steunhart’ is zo’n vernuftige vinding. De medisch journalist van De Telegraaf, René Steenhorst, bedacht deze wijd en zijd ingeburgerde naam die exact weergeeft wat dit helpende hart doet: het biedt tijdelijke ondersteuning aan het zwakke hart, neemt de bloedsomloop over en vormt een brug naar herstel. Het steunhart geeft daarmee tijdwinst.

 

De eerste patiënt ter wereld die, in het jaar 2000, een steunhart kreeg als een tussenstap naar harttransplantatie was de 63-jarige Engelsman, Peter Houghton. Hij leefde er zeven jaar mee, schreef boeken, hield wereldwijd lezingen over zijn wonderbaarlijke redding, maar stierf aan een nieraandoening.

 

Voor zover bekend zijn wereldwijd zo’n 15 uiteenlopende typen steunharten goedgekeurd voor gebruik bij patiënten. Eén van die harten, de HeartMate, is van Amerikaanse makelij en wordt ook met succes in ons land toegepast, in onder meer het Universitair Medisch Centrum Utrecht. Een groep artsen daar is al sinds begin jaren negentig nauw betrokken bij de vervolmaking van dit type steunhart. Inmiddels wordt in ’Utrecht’ bij jaarlijks circa 20 patiënten zo’n HeartMate II-steunhart geplaatst.

 

Deze door batterijen gevoede high-tech pomp van metaal, werd tot nu toe ingebracht in de buikholte net onder het middenrif tussen de buikspieren en werd via een instroomslang aangesloten op de linkerhartkamer. De uitstroomslang wordt aangesloten op de grote lichaamsslagader. De besturingskabel komt rechts van de navel uit de buik. Besturingssysteem, batterijen en een deel van de besturingskabel bevinden zich buiten het lichaam.

 

Eind 2010 zette het UMC Utrecht een nieuwe stap op weg naar een meer permanente vervangingsrol voor het steunhart. Voor het eerst werd bij een patiënt met hartfalen een nieuw type steunhart geplaatst – dírect in het hart.

 

Volgens hartchirurg prof. dr. J.R. Lapohr is het nu al mogelijk een patiënt met levensbedreigend hartfalen door een nagenoeg verdwenen pompfunctie zeker 15 jaar in leven te houden met dit nieuwe steunhart, terwijl oude steunharten een levensverlenging van drie à vier jaar gaven. ‘Deze nieuwe versie is opnieuw kleiner dan de vorige. Nu wordt gewerkt aan versie-4. Die zal mogelijk het donorhart blijvend kunnen vervangen.’

[ Niets blijkt moeilijker dan het evenaren van de schepping]

 

 

 

Het steunhart als laatste reddingsbaken

 

LEIDEN – Chronisch hartfalen als gevolg van vergrijzing, hoge bloeddruk overgewicht en suikerziekte zijn een groeiend probleem in onze samenleving. Tot nog toe was de laatste redding voor mensen met ernstig chronich hartfalen een harttransplantatie. Veel mensen staan daarvoor op de wachtlijst, maar zoals bekend kent Nederland een slecht donorbeleid en komen er slechts relatief weinig mensen aan een nieuw hart.

 

Om mensen die op de wachtlijst staan de tijd te helpen overbruggen wordt de laatste jaren steeds vaker een mechanisch steunhart gebruikt. Dat doet zijn werk totdat een donorhart beschikbaar is. Maar sommige mensen met ernstig chronisch hartfalen komen niet meer in aanmerking voor een transplantatiehart. Tot voor kort hadden deze mensen letterlijk geen toekomst meer. Maar het Leids universitair Medisch Centrum LUMC implanteert sinds november een steunhart bij mensen, die niet meer voor een donorhart in aanmerking kwamen.

 

Inmiddels heeft het LUMC vijf mensen aan een steunhart geholpen. ‘Die waren allen in een eerder stadium door de transplantatiecentra UMCU in Utrecht of Erasmus in Rotterdam conform het huidige transplantatie protocol afgewezen’, vertelt cardiologe dr. Harriëtte Verwey van het LUMC in Leiden.

 

‘Er zijn drie indicaties voor het implanteren van een steunhart’, gaat zij verder. ‘De eerste is overbrugging naar herstel, bijvoorbeeld na een virale hartspieraandoening of gecompliceerd hartinfarct of hartoperatie. Dat wordt in alle hartchirurgische centra in Nederland gedaan.

 

De tweede indicatie is een overbrugging naar een harttransplantatie, dus de wachttijd in zo goed mogelijke conditie doorkomen. Dat gebeurt in het ErasmusMC en het UMCU. Utrecht is daar tien jaar geleden mee begonnen.

 

Tenslotte is er nog een derde indicatie. Als iemand wordt afgewezen voor een harttransplantatie kan voor een zogenoemde Destination behandeling gekozen worden. LUMC is het enige ziekenhuis in Nederland waar dat gebeurt.’

 

Het gaat daarbij om ernstig zieke patiënten met ernstig hartfalen. ‘We mogen een steunhart niet inbrengen als er nog andere behandelingsmethoden mogelijk zijn’, benadrukt Verwey. ‘Het gaat echt om de allerlaatste oplossing.’

 

‘Mensen die bij ons een steunhart geïmplanteerd kregen, zijn erg blij met het resultaat. Ze hebben weer hoop op een toekomst. Ook de kortademigheid neemt af. Wel moeten ze heel zorgvuldig met het steunhart omgaan. Zo moeten ze elke zes uur de batterij, die buiten het lichaam zit, vervangen.’

 

‘Al onze patiënten zijn blij dat ze de mogelijkheid hebben gekregen. Twee patiënten zijn al thuis en leven een zo normaal mogelijk leven. Ze rijden auto, reizen, doen aan hartrevalidatie, sport en genieten van elke dag. De hartfalen medicatie blijft met uitzondering van de plaspillen gehandhaafd. Ze mogen gewoon eten en drinken.’

 

Hoe veel extra levensjaren iemand krijgt door een steunhart, kan Verwey niet met zekerheid zeggen. ‘We weten dat een donorhart tien tot vijftien jaar meegaat. Daarmee is al veertig jaar ervaring. De ervaring met een steunhart is er eigenlijk pas sinds vier jaar. Te kort om te zeggen hoelang het meegaat.’

 

Natuurlijk zijn aan de implantatie van een steunhart risico’s verbonden. ‘Het gaat om mensen met ernstige beperkingen door hartfalen. Ze hebben vaak ernstige nierfunctie-problemen of een verhoogde longdruk. Ze kunnen ook suikerziekte hebben met orgaancomplicaties die een transplantatie in de weg staan. Kortom: het gaat om hoogrisico-patiënten.’

 

‘Zit iemand in het eindstadium van hartfalen dan is de keus simpel: getransplanteerd worden of een steunhart krijgen als permanente behandeling of overlijden. Aan beide behandelingen kleven bezwaren en complicaties.’

 

‘Volgens de gegevens van de harttransplantatie centra zullen er jaarlijks zo’n 200 mensen voor een kunsthart in aanmerking komen. Voor de ervaring en vaardigheid moet een centrum minimaal 25-30 ingrepen per jaar doen. Logistiek kan het LUMC er nu twee per maand aan. Er zullen dus meer centra moeten komen die dit ook gaan doen.’

 

[ Mensen die een steunhart kregen, hebben weer hoop op een toekomst ]

 

door: Henri Haenen, fotografie: Bart Versteeg

Dotteren met een missie

 

EMMEN – Vroeger kon je alleen gedotterd worden in een groot ziekenhuis met hartchirurgie. En wel omdat daar een chirurg klaar stond, mocht het dotteren tot complicaties leiden en een hartoperatie acuut nodig zijn.  De laatste jaren krijgen steeds meer streekziekenhuizen toestemming om te dotteren, mits daarbij voldaan wordt aan enkele strenge voorwaarden.

 

Een van die ziekenhuizen is het Scheper Ziekenhuis in Emmen, provincie Drenthe. Vreemd, zo op het eerste gezicht, want het gaat om een relatief dun bevolkt gebied. Hoe kan zo’n ziekenhuis voldoen aan de minimumeis, waarbij het dottercentrum minimaal 600 behandelingen moet uitvoeren? ‘Vroeger was een aantal van 600.000 mensen in de omgeving een minimumvoorwaarde om te mogen dotteren’, legt interventiecardioloog Gillian Jessurun van het Scheper Ziekenhuis uit. ‘Wij lieten hier zien dat het niet alleen gaat om het aantal mensen dat hier woont. Uit onderzoek door het RIVM bleek namelijk dat in Drenthe het aantal opnamen en de sterfte als gevolg van hartaandoeningen hoger is dan landelijk gemiddeld omdat de bewoners veel meer risicofactoren zoals hoge bloeddruk, overgewicht, suikerziekte en roken hebben. Je moet dus niet alleen kijken hoeveel mensen er in de buurt wonen, maar ook wat hun gezondheidsconditie is.’

 

‘Door een regionale samenwerking met de ziekenhuizen in Assen, Hoogeveen, Stadskanaal en anderen is het mogelijk om ruimschoots te voldoen aan de eis van minimaal 600 dotterbehandelingen op jaarbasis. Het dottercentrum heet ook Invasieve Hartzorg Drenthe (IHD) om deze regiofunctie te benadrukken.’

 

‘We letten heel goed op de wens van de patiënt’, benadrukt Jessurun. ‘Wij bieden kwalitatief hoogwaardige zorg en service zonder wachtlijsten’, gaat Jessurun verder. ‘Daarin onderscheiden we ons van omringende hartcentra. Wij werken gewoon door, als het moet tot 22.00 uur in de avond. Om dit te kunnen moeten de medewerkers flexibel zijn. Meerwaarde krijgen wij als ziekenhuis alleen als we ons met zijn allen anders opstellen. En flexibel personeel krijg je alleen mee als je hen kunt uitleggen waarom je dat zo doet en hun de waardering geeft die bij deze inzet past.’

 

Niet alleen daardoor komen er meer patiënten naar het ziekenhuis in Emmen om gedotterd te worden. Het interventieteam van IHD bestaat uit Dr. Alexander Schramm, Dr. Rutger Anthonio en Dr. Gillian Jessurun. ‘We hebben elk meer dan tien jaar ervaring in het verrichten van hartkatheterisaties en hebben jarenlang de meest complexe ingrepen uitgevoerd. Die expertise is belangrijk. Stel je hebt een verkalkt bloedvat dat al jaren dicht zit. Daar kun je niet zomaar met een draadje doorheen prikken. Door ervaring en met behulp van goede technieken lukt het vaak toch om een route te creëren.’ Ook heeft de intensieve nazorg van patiënten in een levensbedreigende situatie meerwaarde gekregen door het aantrekken van een zeldzame cardioloog intensivist.

 

Daarnaast is niet alleen de indicatie hartaanval reden om te dotteren in Emmen. ‘We doen dat ook bij mensen met andere aandoeningen zoals hartfalen. Heel vaak blijken deze mensen ernstige bloedvatvernauwingen te hebben. Zo kwam een vrouw hier bij ons die we twee keer gedotterd hebben. Voor die tijd had haar hart een slechte pompfunctie. Na twee keer dotteren verbeterde die pompfunctie naar een normaal niveau. Dat betekent dat een meer belastende hartoperatie niet altijd nodig is. Dat is in dit soort gevallen beter voor de patiënt en kost minder. Omdat wij de indicaties zorgvuldig stellen en optimaal benutten, zoals sommige mensen met hartfalen, kunnen we samen met de eerdergenoemde argumenten het minimum aantal dottergevallen op jaarbasis makkelijk halen.’

 

Ook de samenwerking met hartchirurgische centra garandeerde het succes van IHD. De ontwikkelingen in deze samenwerking gaan verder. ‘Mocht het in zéér zeldzame gevallen dan toch mis gaan, dan kunnen wij in de toekomst de patiënt hier stabiliseren met een mobiele hartlongmachine en de chirurg per helikopter laten invliegen.’

 

‘Met creativiteit en doorzettingsvermogen kunnen we heel wat bereiken voor de patiënten in Drenthe. Ik zie dat als een missie!’

door: Henri Haenen, fotografie: Henk Benting

Steven Lantink in de ban van aangeboren hartdefect

 

‘Mijn hart klopt nu voor Leonie’

 

Steven Lantink (25) uit Zwolle is verliefd. Op de bijna 23-jarige Leonie, gipsmeester in een ziekenhuis. Ze hebben plannen om te gaan samenwonen, vertelt hij; zó goed gaat het tussen het tweetal. Dat cadeau was hard nodig in Steven’s leven. Want vooral de laatste twee jaar werd hij continu door pech achtervolgd in een sluimerend ziekteproces met een verraderlijk mooie naam: Tetralogie van Fallot. Een aangeboren hartdefect met bijkomende ernstige ritmestoornissen. Ellende dus, waar hij nu eindelijk wel eens een streep onder wil zetten…

 

Dít is wat er telkens gebeurt als het mis gaat bij Steven Lantink: ‘Ineens valt mijn hartritme weg voor enkele slagen… Dan volgt een enorme dreun, alsof het hart de gemiste slagen in één keer wil compenseren. Vervolgens begint mijn hartslag als een razende op te lopen. Naar soms wel 250 slagen. Hoe ik me dan voel? Zweterig, rillerig, soms raak ik even weg. Gelukkig herstelt zich dat steeds na enkele momenten.’

 

Zo’n toestand van totale onmacht deed zich ook voor in augustus 2008 op de A-1, toen bankemployee Steven Lansink van Amersfoort op weg was naar zijn werk in Deventer. ‘Op die ochtend zat ik in de auto en plots was ik weg. Een aantal tellen later werd ik overdwars, met de achterkant tegen de vangrail, wakker op de vluchtstrook.’

 

Dat Steven, toen nog 23 jaar, het eenzijdige ‘ongeval’ kan navertellen was te danken aan enkele eerdere soortgelijke ervaringen met zijn hartritme. Tijdens het rijden had hij de eerste signalen onmiddellijk herkend. En beseft nu: ‘Het had ook heel ánders kunnen aflopen. In de auto voelde ik aankomen dat mijn hart weer slagen oversloeg… nog net kon ik naar de vluchtstrook sturen. Gelukkig maar. Niemand van mijn medeweggebruikers is overigens in gevaar gekomen. En ook ik had geen letsel; ik heb echt heel veel geluk gehad. Wel kwam er een automobilist naar mij toe gesneld om te informeren of alles goed was. Ik was toen alweer bij kennis, alhoewel nog onder de indruk.’ En dat is hij nog steeds.

 

Steven Lantink, toen met grootse plannen om een eigen hypotheekbedrijfje te beginnen, werd kort daarna per ambulance naar het Universitair Medisch Centrum in Groningen (UMCG) afgevoerd. Ze kennen hem als patiënt. Daar staat hij immers al sinds zijn babytijd jaarlijks onder controle voor zijn aangeboren hartdefect ‘Tetralogie van Fallot’. Daarbij is sprake van een viertal kenmerken, zoals een te nauwe longslagader, een opening tussen de linker en de rechter hartkamer, een verdikking van de wand van de rechter hartkamer en een afwijkende positionering van de grote lichaamsslagader (aorta).

 

Binnengebracht na het snelwegincident  konden de artsen in eerste instantie niets vinden dat wees op een oorzaak van zijn plotseling malaise. ‘Maar verder kijkend bleek dat mijn mitralisklep niet functioneerde waardoor mijn rechter hartkamer zwaar verzakt was. De klep, waarvan heel vroeger was gezegd dat-ie rond mijn veertigste problemen zou kunnen geven, vertoonde nu al een groot lek. Daardoor was mijn hartkamer ook zo vergroot.’

 

Met die medische vaststelling kwam een voorlopig einde aan bijna 23 tamelijk onbekommerde jaren zonder al teveel hartsores. Jaren waarin Steven ook actief voetbalde. ‘Weliswaar merkte ik al een tijdje dat ik zware benen had en dat ik van een voetbalwedstrijd wel vier dagen moest bijkomen’, schreef onze ‘hartgenoot’ Steven Lantink op onze internet-community Hartgenoten.nl. ‘Besloten werd dat er een nieuwe klep in moest. Deze operatie heb ik ondergaan en het herstel was eigenlijk een hel: veel pijn en bloedverlies, en het ging allemaal maar nét goed.’

 

In de week erna, toen een meting van 72 uur was uitgevoerd met een ‘Holter-ECG’ dat de ritmestoornis registreerde, kreeg Steven een ICD. Ofwel, een inwendige defibrillator die het hartritme bewaakt en zonodig een hevige elektrische schok kan geven in het geval van een levensbedreigende hartritmestoornis.

 

‘Een tijdlang leek het goed te gaan’, vertelt Steven, ‘Zelfs was ik weer bezig met voetbaltraining bij Olympia in Hasselt. Maar naarmate de tijd verstreek kreeg ik pijn en een enorme zwelling op de plek waar de ICD zit. Het ding begon te zakken…! Op het laatst zat hij in mijn zij, met alle pijn en zwellingen van dien.’

 

Het was het begin van een nieuwe periode vol ellende. Weliswaar deed de hartklep het goed en bleef het hartritme binnen de perken, maar er volgde crisis op crisis: zo werd Steven op een dag met gillende sirenes naar het UMCG vervoerd met een plotseling gescheurde slagader in zijn borstkast, waren er vier operaties nodig om de almaar ‘wandelende’ ICD in zijn lichaam enigszins op zijn plek te houden. En, ook de ritmestoornissen zijn weer terug…

 

Na negen operaties in korte tijd merkt hij dan ook, begrijpelijk, met enigszins onderkoeld cynisme op: ‘We gaan in dit nieuwe jaar lekker door met waar we 2010 mee afsloten.’

Het enige waarnaar Steven en Leonie verlangen is: Rust! En een kans om ongedwongen samen een toekomst op te bouwen. En dat geluk gunt iedereen hen.

 

Steven Lantink is op Hartgenoten.nl bekend onder de naam slantink.

[ ‘Ineens stond ik overdwars tegen de vangrail’ ]

[ Steven en zijn vriendin verlangen naar rust ]

[ ‘Ik herstelde maar moeilijk van de voetbaltraining’ ]

Zwolle
Steven Lantink met geboren hartafwijking
©2011 Foto Frans Paalman Zwolle

 

door: Martijn Maertenz, fotografie: Frans Paalman