Sporten als therapie

Bewegen is soms het beste medicijn. We vroegen hoogleraar psychiatrie Wiepke Cahn wat de relatie is tussen de lichamelijke en de mentale gezondheid, en waarom mensen zich beter kunnen gaan voelen door in beweging te komen.

Wie getroffen wordt door een beroerte, hartritmestoornis of een chronische hartziekte, wordt niet alleen getroffen in het lichaam. Hartpatiënt zijn is net zozeer een zaak van het hoofd als van het lijf. Het vertrouwen in het lichaam terugkrijgen, de (nieuwe) fysieke grenzen verkennen, over drempels heen: om fysiek op te krabbelen en sterk te blijven, is mentale kracht geen onverdienstelijke. Die communicatie tussen lichaam en geest werkt twee kanten op, stelt hoogleraar psychiatrie Wiepke Cahn. Niet alleen wordt bewegen gemakkelijker wanneer het in het hoofd goed zit; dat geldt ook andersom: wie regelmatig beweegt, gaat zich mentaal ook beter voelen. “Hoewel het lastig is om in het brein te kijken, kunnen we verschillende mogelijke redenen noemen dat mensen gelukkiger worden van bewegen”, vertelt ze. “Er worden neurotransmitters aangemaakt, zoals de stofjes endorfine en serotonine. Maar ook sociale factoren spelen waarschijnlijk een grote rol: samen bewegen, sociale interactie, praten en misschien even het hart luchten. Allemaal zaken waardoor je je beter gaat voelen.”

Aandacht mentale gezondheid

Vijftien jaar geleden deed Cahn onderzoek naar de invloed van sporten op mensen met psychotische klachten. Ze liet een groep patiënten twee keer per week fitnessen om te kijken of hun mentale gezondheid er daardoor op vooruit ging. Dat bleek het geval: de twee sportmomenten per week zorgden er in korte tijd voor dat hun psychotische klachten aanzienlijk verminderden. Destijds was het onderzoek van Cahn nog een redelijk vreemde eend in de bijt. “Leefstijlfactoren in relatie tot mentale gezondheid was toen nog geen hip thema. Sterker nog, men dacht dat we mensen met psychische klachten maar beter konden laten doen wat ze wilden. ‘We gaan ze niet ook nog eens hun sigaret afnemen’. Inmiddels gebeurt er veel meer en is er veel meer aandacht voor het verband tussen de lichamelijke en mentale gezondheid.”

Kijken naar het totaalplaatje

Cahn pleit voor multidisciplinair beleid in de gezondheidszorg. “Ik vind dat er nog te weinig aandacht is voor de psychische aspecten wanneer iemand een diagnose krijgt. Dat geldt ook voor de cardiologie-afdeling: ik heb het gevoel dat artsen vaak niet weten wat er in patiënten omgaat, waar ze bang voor zijn en wat ze nog wél kunnen.” Hartpatiënten zouden bijvoorbeeld veel baat kunnen hebben bij behandeling door een fysiotherapeut in combinatie met een psychotherapeut, maar een doorverwijzing krijgen ze nog maar zelden. “Vaak zijn hartpatiënten het vertrouwen in hun lichaam kwijt, terwijl dat juist ongelooflijk belangrijk is om in beweging te komen. Ze denken misschien: ‘Ik kan dit niet meer, het gaat me nooit meer lukken, mijn hart kan dit niet aan’. Het is zo belangrijk om die angsten weg te nemen, en daar kan de juiste begeleiding door een therapeut of arts bij helpen. Wanneer de mentale drempel eenmaal is verlaagd of weggenomen, is het een mooie beloning dat iemand zowel fysiek als mentaal beter in zijn vel komt te zitten.”

Duurzaam veranderen

Beginnen is één, volhouden is twee. “Leefstijl veranderen en die verandering ook op de langere termijn vasthouden, blijft erg lastig”, vertelt Cahn. “Zeker als je net een diagnose hebt gekregen en nog moet wennen aan het leven met je ziekte. Vaak ga je uit van je gezonde ik, van het leven dat je vóór de diagnose leidde. Als je dan merkt dat je iets niet meer op dezelfde manier kunt, zoals moeiteloos een lange wandeling maken, is de gedachte algauw: ‘Ik kan het niet meer, dus wat heeft het voor zin?’. Dat zijn de psychologische effecten van een ziekte. Daarom is het juist zo belangrijk om te leren dat je weliswaar bent veranderd, maar dat dat niet betekent dat er geen verbetering meer mogelijk is. Nee, je kunt inderdaad niet sporten als voorheen en je leven staat op z’n kop, maar hoe kun je toch in beweging komen en tevreden zijn met elk stapje dat je zet? Het is heel belangrijk om daar aandacht voor te hebben.”

Gelijkgestemden

Lotgenotencontact kan daarbij heel waardevol zijn, vertelt Cahn. “Of daar behoefte aan is, is natuurlijk per individu verschillend, maar lotgenoten kunnen belangrijke motivators zijn. Soms zie je in lotgenotengroepen zelfs vriendschappen ontstaan.” Wie liever niet naar lotgenotengroepen gaat, doet er misschien goed aan om een expert te vragen om begeleiding, besluit Cahn. “Vraag een sportarts, een fysiotherapeut die in cardiologie is gespecialiseerd of de huisarts om hulp. Als je het eng vindt om te bewegen als hartpatiënt, hoef je dat echt niet alleen aan te gaan. Er zijn altijd mensen die je de drempel over kunnen helpen, zo zijn er bijvoorbeeld ook beweegcoaches die je letterlijk in beweging kunnen krijgen. Het is vaak niet goedkoop om zo iemand in te schakelen, maar het is de investering waard.”

Tekst: Yara Hooglugt
Beeld: Wiepke Cahn

Opzoek naar lotgenotencontact? Check ons forum of onze besloten FB-groep.

Dit artikel verscheen eerder in het HPNLmagazine.

Gezonde werkvloer

Inmiddels loop ik meer dan 25 jaar in de zorg rond. En wat mij al die tijd al opvalt: het blijft opvallend hoe ongezond de zorg zelf is, als je het vergelijkt met de boodschap die we, in ieder geval zouden moeten, uitstralen.

Gezondheid begint al heel jong. In de eerste plaats wordt je gezondheid bijvoorbeeld al beïnvloed door de gezondheid van je grootmoeder. Leefde je grootmoeder heel ongezond of juist gezond, dan zijn daarvan de sporen terug te vinden op jouw genen. Dit weten we juist in Nederland heel goed, omdat in ons land aan het einde van de Tweede Wereldoorlog een grote hongersnood heerste, waarbij een groot deel van de met name stadse bevolking sterk ondervoed raakte. Hoewel het geboortegewicht van deze kinderen soms nog normaal was, bleek het ontbreken van belangrijke ‘essentiële voedingsstoffen’ (o.a. vitaminen en mineralen) op de lange termijn niet alleen negatieve effecten op hun levensverwachting te hebben, maar zelfs op die van hun kinderen, ofwel op de kleinkinderen van degenen die ondervoed waren geweest. Zo kijkt qua gezondheid je grootmoeder dus je leven lang over je schouder mee.

Een tweede belangrijke periode voor onze gezondheid is onze jeugd. Onderzoekers toonden kortgeleden aan dat de eerste zes jaar van ons leven de meeste invloed op de instelling van ons ‘metabolisme’ hebben. Ofwel, de meeste invloed op allerlei regulatiemechanismen in ons lichaam die invloed hebben op je lichaamsgewicht. In praktische zin betekent dit dat als je in de eerste zes jaar van je leven overgewicht hebt ontwikkeld, de kans heel erg klein is dat je er ooit nog vanaf komt. En als je dat al lukt, dan blijft het een levenslange strijd tegen de ‘regulatiemechanismen’ van je lichaam die het anders willen. Maar wie kun je het een kind van minder dan 6 jaar kwalijk nemen dat hij/zij overgewicht heeft? Het kind zelf? Precies… Als ouder heb je dus een enorme verantwoordelijkheid en dat betekent als ouder bijvoorbeeld dat je je kind niet continu wat te eten geeft en ook zo min mogelijk frisdrank, friet of snoep. Ook niet als je kind verschrikkelijk irritant is. Want wie eens beloond wordt… Helaas is de werkelijkheid vaak dat je juist in gezinnen van ouders met overgewicht vaker ziet dat de kinderen bij een dagje uit de hele dag in een buggy hangen en snoepgoed krijgen. Een bijkomstigheid van deze ongezonde leefstijl is dat diezelfde families ook vaker in het ziekenhuis komen. Idealiter zouden die families daar zien hoe het ook (of wel) kan. Maar daar gaat het vaak mis: met onze voorbeeldfunctie.

Zoals gezegd werk ik al meer dan 25 jaar in de zorg en waar ik ook werk: er is nauwelijks tot geen aandacht voor een gezonde leefstijl. Denk hierbij aan de onvermijdelijke geur van saucijzenbroodjes bij de ingang van elk ziekenhuis. Of de onvindbare trap en overal liften. Of het niet gehandhaafde rookverbod. En wat te denken van de werktijden en werkdruk? Waar de gemiddelde stad tegen half negen tot leven komt wanneer ouders hun kinderen naar de opvang en/of school brengen en mensen naar hun werk gaan zit de gemiddelde zorgverlener al om acht uur ’s ochtends patiënten voor te bespreken – ook wel ‘overdragen.’ De zorg voor de eigen kinderen is vaak al rond zeven uur ’s ochtends overgedragen aan een ‘nanny’ of een vergelijkbaar persoon. De stress die dit bij veel verpleegkundigen en artsen genereert komt de kwaliteit van de zorg al vanaf vroeg in de ochtend niet ten goede. Om dan nog maar niet te spreken over de kwaliteit van achtereenvolgens slaap, ontbijt, ochtendgymnastiek of sporten. En de lunch? In veel gevallen wordt door zorgverleners ergens tijdens een zoveelste overdracht, overleg of vergadering een ‘broodje’ (denk hierbij aan witte bolletjes met boter en kaas of salami) van een schaal gegrist of in het personeelsrestaurant snel een kroket met cola gehaald. Enige aandacht voor het eten of voor elkaar is er respectievelijk nooit en zelden. De meeste dagen eindigen in de late middag of in de vroege avond wanneer op hetzelfde moment de race tegen de klok begint voor het van opvang/school halen van de kinderen. Opnieuw zijn het de tijd voor gezond eten (koken), aandacht voor elkaar en kwaliteit van slaap die worden ingeleverd. Dag in dag uit, want de patiënt gaat voor.

Gelukkig is er ook hoop. Inmiddels kan in veel ziekenhuizen digitaal worden overgedragen. Zijn er ziekenhuizen met een grote fietsenkelder en bijbehorende douches om fietsend woon-werk verkeer te stimuleren. Verdwijnen frisdrank- en snoepautomaten van de patiëntenafdelingen. Drinken patiënten gewoon water of thee. Verdwijnt gefrituurd voedsel uit het persooneelsrestaurant. Zijn er sta-bureaus en hometrainer-stoelen. Staan er groene pijlen bij de trap (met uitleg in de lift). Alleen die verdomde saucijzenbroodjes bij de ingang van elk ziekenhuis lijken hardnekkiger dan….

Tekst & beeld: Remko Kuipers

Opzoek naar lotgenotencontact? Check ons forum of onze besloten FB-groep.

Dit artikel verscheen eerder in het HPNLmagazine.

Ik wil mijn kinderen groot zien worden

Wendy Manders (36) was tien jaar terug hoogzwanger van een tweeling toen ze plots een hartinfarct kreeg. Ze overleefden met zijn drietjes, Wendy kreeg later een donorhart.

Met Wendy een afspraak voor een interview maken is niet zo eenvoudig. Ze is druk met werk en de avondvierdaagse. Het is alweer de derde die ze samen met haar kinderen, een jongen en een meisje, loopt. Ze geniet enorm dat ze dat nu kan. Vanzelfsprekend is het allemaal niet. Toen ze hoogzwanger was, veranderde haar leven ingrijpend. “Ja, ik lag in het streekziekenhuis in mijn woonplaats Uden, in verband met de zwangerschap van de tweeling. Ik had weeënremmers gehad. De 32 weken waren al om en het leek goed te gaan. Toen ik daar één nacht was, werd ik alleen zo vreselijk naar. Ik had zelf het idee dat de pijn niet met de zwangerschap te maken had. Ik had pijn op de borst, arm en kaak, de klassieke symptomen van een hartinfarct, alleen dacht niemand daaraan. Uiteindelijk werd er toch een hartfilmpje gemaakt. Het was ernstig mis. Ik verhuisde naar het academisch ziekenhuis van Nijmegen.”

In slaap

“Eigenlijk konden ze in Nijmegen weinig aan mijn hart doen. Ik had een kransslagadervernauwing, maar op een niet toegankelijke plek. Met dotteren zouden ze er niet doorkomen. Een stent of omleiding was ook niet mogelijk. Natuurlijk waren er grote zorgen om de kinderen, omdat mijn toestand kritiek was. Tegen mijn man en moeder was gezegd dat ze niet in uren maar in kwartieren moesten denken. De jongen en het meisje werden met een spoedkeizersnede gehaald. Ik wist van hun geboorte, maar werd daarna vijf dagen in slaap gehouden. Voordat ik met ontslag kon hebben de doctoren een ICD geplaatst. Ik overleefde. De artsen spraken van een wonder. Ik ben door het oog van de naald gekropen.”

Verstandskiezen

“Eenmaal thuis kon ik niet als andere moeders voor mijn kinderen zorgen. Ik was almaar moe. Dat ging vijf jaar zo door. Ik vraag me nog wel eens af hoe ik alles doorstaan heb. Privé en professioneel heb ik veel hulp gekregen, maar ik stond constant in de overlevingsmodus. Het opvoeden van een tweeling is vast extra zwaar, maar ik kan niet vergelijken hoe het is om maar één kind te hebben. Ik heb ook dingen gemist. Zo heb ik nooit achter een kinderwagen gelopen. Er is één foto van mij achter de buggy, genomen tussen het huis en de auto. Die paar meter waren net te doen. Aan de ene kant is het hard, aan de andere kant is het zoals het is.”

“Al snel bezocht ik regelmatig de polikliniek van cardiologie in Utrecht voor een donorhart. Zonder zou ik niet lang leven. Mijn gezondheid werd gecheckt. Ik kwam in aanmerking voor een transplantatie. Wel moest ik mijn verstandskiezen laten trekken. Dat was een eis voor de hartoperatie. Het heeft te maken met de diepere holtes. Daar kunnen zich bacteriën nestelen. Die kunnen complicaties geven en na de transplantatie afstoting veroorzaken.”

Pillenontbijt

“Toen het telefoontje kwam dat er een donorhart beschikbaar kwam, was dat eng en spannend tegelijk. Zo’n transplantatie is niet niks, maar het was vooral positieve spanning. Het gaat de goede kant op. Dat idee overheerste bij mij. De operatie verliep goed en met het revalidatietraject is het vrij snel gegaan, al was het eerste jaar zwaar. Ik slikte massa’s pillen. Alleen ’s ochtends waren dat al veertien stuks. Medicatie tegen afstoting, cholesterol, bloedverdunner, van alles wat. Dan grapte ik dat dat mijn ontbijt was. Rauwe producten zijn van mijn menu. Vlees en ei moeten doorbakken zijn. Ik zondig wel eens, maar over het algemeen neem ik geen risico’s. In het ziekenhuis had ik al geoefend met trappenlopen. Dat moest ik thuis zelfstandig kunnen. Na negen maanden liep ik de avondvierdaagse met mijn kinderen. Die zaten net op de basisschool, het was hun eerste wandeltocht. De maand daarna gingen we met het hele gezin op vakantie.”

HEMA

“Het gaat nog altijd goed met me. Ik werk 18 uur per week op de gebaksafdeling van de HEMA. Ik ben daar even los van mijn rollen als echtgenote, moeder en transplantatie patiënte en dat is fijn. Voor de zwangerschap werkte ik in de thuiszorg. Het was wel frustrerend dat ik die nadien zelf nodig had. Het blijft zoeken naar een balans in het leven, grenzen aangeven en goed voor je lijf zorgen. Ik ben lid van een groep van hart- en longgetransplanteerden, allemaal gelijkgestemden. De lotgenotencontactdag is belangrijk voor me.”

“Ik ben nog dezelfde Wendy als vroeger, maar met meer levenservaring. Ik houd ervan om leuke dingen te doen. Ik ben geen persoon om stil te zitten. Vroeger was ik altijd onzeker en verlegen. Nu vind ik het delen van mijn verhaal belangrijk. Iedereen kan pech hebben en ziek worden. Niet alleen mensen die al wat ouder zijn. De pensioenleeftijd zal ik niet halen, maar ik wil wel mijn kinderen groot zien worden.”

Tekst: Mariëtte van Beek
Beeld: Wendy Manders

Opzoek naar lotgenotencontact? Check ons forum of onze besloten FB-groep.

Dit artikel verscheen eerder in het HPNLmagazine.

Webinar: in gesprek met vaatchirurg Kak Khee Yeung over een aneurysma

Op woensdag 13 december 2023 om 19.00 uur organiseren wij een interessant webinar met vaatchirurg Kak Khee Yeung. Wellicht kunt u haar reeds uit ons Hartbrug Magazine! Tijdens dit webinar maken wij kennis met haar en bespreken we het thema aneurysma.

Een aneurysma is een verwijding in een ader of slagader en komt meestal voor in de aorta en in de hersenen, maar kan zich ook bevinden in het hart of in een andere ader of slagader. Je kunt een aneurysma vergelijken met een bubbel die wel eens ontstaat bij het oppompen van je fietsband. Die bubbel ontstaat op een plek waar de band zwak is. Die bubbel kan snel ploffen en scheuren. Ook een aneurysma kan scheuren, het risico daarop is zelfs groot. Als gevolg daarvan treden er hevige klachten op, die direct behandeld moeten worden. Zo’n scheuring van een aorta in de buik is in drie van de vier gevallen dodelijk. De helft van de patiënten overlijdt voor ze het ziekenhuis bereikt hebben. De helft van de mensen die in het ziekenhuis geopereerd worden aan zo’n gescheurde aorta in de buik, overlijdt vervolgens alsnog. Het scheuren van een aneurysma in de borstholte (thorax) is praktisch altijd fataal.

Dit thema belichten we uitgebreid in het webinar. Ook bestaat de mogelijkheid om vragen te stellen hierover. Vragen kunnen van tevoren worden gemaild naar info@hartpatienten.nl of tijdens het webinar gesteld worden in de live chat.

Het webinar vindt plaats op woensdag 13 december om 19.00 uur.

Dit jaar organiseren we diverse interessante webinars waarbij gevarieerde onderwerpen centraal staan. Vriend(inn)en, abonnees en supporters van HPNL kunnen hieraan deelnemen. Lees hier meer informatie over de mogelijkheden. Ter introductie kunt u dit webinar geheel gratis volgen.

Schrijf u nu in voor dit webinar en wees er snel bij; er zijn maar een beperkt aantal plaatsen vrij!

LET OP: VOL = VOL en inschrijven = noodzakelijk!

Hopelijk tot 13 december!

Schrijf u hier in.

Team HPNL

Ken je ritme!

Controleer regelmatig je polsslag! Dan weet je hoe je ritme is. Zo’n regelmatige controle beschermt je tegen een beroerte ten gevolge van boezemfibrilleren.

Waarom je dat zou doen? Omdat zeker 80.000 mensen in Nederland zonder het te weten boezemfibrilleren hebben! Je weet het niet, merkt het niet, je hebt er schijnbaar geen last van, hebt geen klachten daarvan – maar in zo’n geval is de hartslag desondanks onregelmatig, waardoor het risico op een beroerte vijf keer groter dan normaal is!

Bij boezemfibrilleren klopt het hart sneller dan normaal en bovendien onregelmatig. Het is een stoornis van het hartritme, die ontstaat in de linker- en rechterboezem. Boezemfibrilleren kan af en toe optreden, of juist langer duren of zelfs altijd aanwezig zijn. Het gaat om een ziekte die blijvend is!

Hoe kom je erachter of je er last van hebt? De meest voorkomende klachten zijn hartkloppingen, pijn op de borst, duizeligheid en kortademigheid. Maar nogmaals: de meeste mensen met boezemfibrilleren hebben juist geen klachten.

Boezemfibrilleren kan leiden tot het ontstaan van bloedstolsels in de boezem van het hart, losschieten en daardoor een bloedvat afsluiten. Als dat in de hersenen gebeurt, leidt dat tot een beroerte met vaak ernstige gevolgen.

Bij twijfel: ga naar de dokter!

Is metabool flexibel onze natuurlijke staat van zijn?

Dat je als mens nooit uitgeleerd bent, bleek maar toen ik het boek van dr. Mindy Pelz, ‘Fast like a girl’ las. Er ging een wereld voor me open en er vielen een hoop puzzelstukjes op zijn plek.

Als grote fan van koolhydraatarm eten heb ik namelijk altijd ervaren dat dit voedingspatroon voor vrouwen niet persé goed werkt, in ieder geval niet structureel. Dit boek legde precies uit waarom dit zo is én wat dan wel werkt. Eén van de principes die werd toegelicht in het boek is metabool flexibel, die ik voor dit artikel zal toelichten én natuurlijk hoe je daar voor jezelf winst mee kan behalen.

Voor al deze informatie is een natuurlijk voedingspatroon belangrijk. Geen bewerkte producten en zo min mogelijk bewerkte koolhydraten en suikers.

Twee soorten verbranding

Ik heb hier al meerdere artikelen over geschreven, maar toch even een korte opfrisser voor wie dit nog niet weet. Het lichaam kent twee bronnen van energie, van brandstof. Wat wij in de Westerse wereld kennen en waar we bijna allemaal in leven is de verbranding van koolhydraten, in het lichaam is de brandstof hiervan glucose. De andere verbranding is die waar je met koolhydraatarm/ketogeen eten naar streeft heet ketose, de verbranding van vetten en de brandstof ketonen.

Eet je een koolhydraatrijk voedingspatroon dan verbrand je dus glucose; eet je een koolhydraatarm voedingspatroon dan verbrand je ketonen. En dan heb je nog ‘de gulden middenweg’ en die heet metabool flexibel.

De gulden middenweg

Op het moment dat je metabool flexibel bent ga je bewust, voor jouw gezondheidssituatie passend, van verbrandingen wisselen. Je leeft bijvoorbeeld enkele weken in suikerverbranding en vervolgens weer naar vetverbranding.

Beide verbrandingen hebben hun voor- en nadelen en door dit af te wisselen kun je optimaal gebruik maken van de voordelen van beiden. De voornaamste voordelen van suikerverbranding zijn het naar beneden brengen van het stresshormoon cortisol en het optimaal voeden van je darmen. Terwijl de voordelen van vetverbranding zijn het boosten van je energiepeil, vet verbranden en het op gang brengen van een fysieke detox.

Er wordt zelfs gedacht dat metabool flexibel onze natuurlijke staat van zijn is, omdat vanuit de oertijd gezien fases van feast (suikerverbranding) met periodes van famine (vetverbranding) zich afwisselden op basis van de beschikbaarheid van voedingsmiddelen.

Voor elke situatie een ideale aanpak

Voor vrouwen is er een ideale aanpak hiervoor die samenloopt met je cyclus. Er is een specifieke wisselwerking tussen insuline, cortisol en de vrouwelijke sekshormonen oestrogeen & progesteron. Wat maakt dat elke fase in de cyclus van een vrouw een andere aanpak vraagt. In de fases dat je oestrogeen opbouwt (dag 1 – 10 van de cyclus) is het belangrijk niet teveel insuline (glucose, koolhydraten) te hebben want dit zit de aanmaak van oestrogeen in de weg en is dus koolhydraatarme voeding ondersteunend. Terwijl in de progesteron opbouw (een week voor de menstruatie) en tijdens de ovulatie juist cortisol funest is en je beter in suikerverbranding kunt zijn. Dit geldt ook specifiek voor vrouwen die in de overgang zitten, omdat dit helpt om je hormonen zoveel mogelijk op orde te houden én eventuele overgangsklachten te verminderen.

Vrouwen na de overgang kunnen naar eigen inzicht fases van suikerverbranding en vetverbranding afwisselen. Dit kan je op wekelijkse, tweewekelijkse of maandelijkse basis doen. Het is goed om hierin af te wisselen zoals ik hieronder zal uitleggen. Na de overgang heb je ook nog oestrogeen nodig en gebruikt het lichaam de vetcellen om oestrogeen aan te maken. Dit is ook de reden dat je vaak aankomt na/tijdens de overgang, door gebruik te maken van de twee verbrandingen kun je je lichaam in je hormoonhuishouding beter ondersteunen en afvallen op een gezonde manier stimuleren.

Voor mannen is het makkelijker, die hebben slechts één hormoon om rekening mee te houden, testosteron. In fases van vetverbranding wordt er meer cortisol (stresshormoon) geproduceerd en dit zit de aanmaak van testosteron in de weg. Langdurig koolhydraatarm eten kan dus voor lager testosteron zorgen. Voor mannen is metabool flexibel dus een manier om testosteron optimaal te stimuleren.

Ondersteunen met vasten

Wil je bijvoorbeeld afvallen, je darmbalans herstellen of je immuunsysteem optimaal inzetten voor ziektes. Dan kun je de fases van vetverbranding combineren met vasten. Je kan intermittent fasting doen, waarbij je ergens tussen de 13 en 18 uur per dag niet eet. En je kunt een langere vast doen van 24, 36 of zelfs 72 uur, waarbij autofagie op gang komt, dit is een proces van celvernieuwing die je gezondheid enorm kan ondersteunen.

Het is goed voor je lichaam om zowel in de duur van het vasten, als de fases van vet- en suikerverbranding te variëren. Hiermee breng je een gezonde stress op gang, hormese, waardoor je lichaam op een goede manier wordt uitgedaagd. Dit is ook effectief als je met je gezondheidsdoelen op een plateau terecht komt om jezelf weer een zetje te geven.

De komende tijd zal ik meer delen over metabool flexibel aangezien ik hier zelf nu mee aan het experimenteren ben. Volg www.greentwist.nl om meer informatie hierover te ontvangen.

Tekst: Iris Heuer
Beeld: Floris Heuer

Opzoek naar lotgenotencontact? Check ons forum of onze besloten FB-groep.

Dit artikel verscheen eerder in het HPNLmagazine.

Geef piekeren de ruimte om rust in je hoofd te krijgen

Stefan van der Stigchel, hoogleraar cognitieve psychologie in Utrecht, doet onderzoek naar aandacht. Om ons op dagelijkse denktaken te kunnen concentreren, moeten we ons brein voldoende rust geven. Dat dan soms negatieve gedachten opkomen, hoort erbij.

“Even voor alle duidelijkheid”, begint Stefan van der Stigchel (1980), “ik doe onderzoek naar hoe aandacht werkt. Alles wat we in mijn werkveld weten over dit onderwerp is erg technisch geformuleerd. Daarom heb ik drie praktische boeken voor het grote publiek geschreven, in begrijpelijke taal. Zo breng ik twee werelden bij elkaar.”
“In onze maatschappij is concentratie vrijwel altijd nodig. Werk dat op de automatische piloot kan, komt nauwelijks voor, maar ook voor het lezen van een boek of een gesprek is aandacht vereist. Om onafgebroken met focus aan een taak te kunnen zitten, moet je het brein alleen wel regelmatig rust geven. Als je even pauze neemt van een taak komt het tot mind-wandering, ga je dagdromen en komen vrije associaties op. Voor de gemiddelde mens levert dagdromen naast positieve ook negatieve gedachten op. Dat is volkomen normaal. Als het negatieve doorslaat, kom je evenwel niet genoeg tot rust. In coronatijd zag je dat bij veel piekerende mensen gebeuren. Concentreren lukte bij gevolg stukken slechter.”

Piekeren is herkenbaar voor talloze hartpatiënten. Heb je tips waarmee ze meer tot rust kunnen komen?

“Ik geef doorgaans drie tips. Nummer één: reserveer een piekeruurtje. In dat uurtje kun je bijvoorbeeld gaan wandelen terwijl je die negatieve gedachten toestaat. Ze mogen er zijn, ze moeten eruit. Bij zorgen stilstaan is ook belangrijk. Ze leiden je immers steeds weer af. Met zo’n uurtje is het makkelijker ze los te laten. Komt er buiten dat uurtje om nog iets op dan kun je dat parkeren, omdat je weet dat je het later op de dag (of morgen) weer mag laten gaan. Studies hebben uitgewezen dat het werkt.”
“Tip nummer twee: cognitieve offloading (ontlading). Schrijf al je zorgen op. Je vertrouwt het daarmee aan de wereld toe. Je kunt je daarna beter concentreren, omdat het uit je hoofd is, daar gaat het om. Het is niet weg. Je kunt het er altijd nog bij pakken.”
“Tip nummer drie: mindfulness. Het blijft mij positief verrassen hoe goed deze meditatieve ademhalingstechnieken werken. Je leert bewust ervaren hoe gedachten opkomen en er met afstand naar kijken. Onder het fietsen of onder de douche komen bepaalde thema’s steeds weer terug. Regelmatig negatief, bijvoorbeeld dat je niet goed genoeg bent of niet gezien wordt. Of er zijn zorgen over de gezondheid. Er zitten patronen in die je leert herkennen, waarin je steeds gevangen raakt. Daardoor kun je eenvoudiger zeggen: ‘hé, daar ga ik weer, dat doe ik nou altijd.’ Het is dan makkelijker afstand nemen, terug te gaan naar waarmee je bezig was – de concentratie op je ademhaling, de meditatie in het Hier en Nu.”

Het makkelijkste bij piekeren is online gaan, voor iedereen tegenwoordig.

“Ik veroordeel dat niet, maar écht nietsdoen is het allerbeste om mentaal tot rust te komen. Je gedachten kunnen dan de vrije loop nemen. Dat voelt soms minder prettig dan lekker bezig zijn of een boek lezen, maar toch is het belangrijk. Daarom is in je eentje wandelen ook vollediger dan met zijn tweetjes, breintechnisch gezien. Al is dat beter dan stilzitten met een heftige serie op je mobiele telefoon. Dat is enorm belastend. Het is goed je daarvan bewust te worden. Na rust kun je je weer beter concentreren. Welk boek van mij je daarover het beste kunnen lezen? Concentratie. Dat is de titel.”

Met het ouder worden zou een mens zich alleen minder kunnen concentreren.

“Dat klopt. Het heeft te maken met de veroudering van het brein. De frontaalkwab is de dirigent van je brein. Het geeft controle over je acties. Het wordt als laatste stukje hersenen volwassen, tussen 19-21 jaar, maar is ook het eerste stukje dat kwaliteit verliest. Zo’n 15-20 jaar is het op zijn krachtigst. Daarna wordt het moeilijker om je af te sluiten voor afleidingen en prikkels. Je kunt dat proces van kwaliteitsvermindering niet vertragen. Gelukkig is een verminderde concentratie op latere leeftijd niet per se zorgelijk. Ouderen passen hun omgeving intern en extern zo aan dat hij past bij de breinstatus. Ze doen dat bijna vanzelf. Ze gaan rustiger leven en hoeven niet meer zo nodig naar elk feestje. Ze worden eerder moe, maar voelen zich ook minder verplicht en kiezen meer waar ze zelf zin in hebben. Jongeren durven binnen hun sociale netwerken niet zo goed hun eigen plan te trekken. Dat moeten ze nog leren.”

Tekst: Mariëtte van Beek
Beeld: Stefan van der Stigchel

Opzoek naar lotgenotencontact? Check ons forum of onze besloten FB-groep.

Dit artikel verscheen eerder in het HPNLmagazine.

Een goede nachtrust

’s Avonds in bed kruipen om de volgende dag fris en fruitig wakker te worden. Slaap is essentieel om je overdag lichamelijk en geestelijk fit te voelen. Maar hoe werkt een goede nachtrust? Wat als je de slaap niet kunt vatten? Paul Hendriks, longarts-somnoloog bij Isala Zwolle en Pauline van Hirtum, longarts-somnoloog bij Centrum voor Slaapgeneeskunde Kempenhaeghe in Heeze/Breda, leggen het uit.

We brengen een groot deel van ons leven slapend door. Volgens Van Hirtum is dat maar goed ook. Slapen zou namelijk belangrijk zijn voor lichamelijk herstel, ons geheugen en het verwerken van emoties. Maar wat gebeurt er als je in slaap valt? “Eerst kom je in een lichte slaap. In deze fase heb je meer kans wakker te worden van bijvoorbeeld geluiden dan in de volgende fase: de diepe slaap. Hierin zijn de ademhaling en hartslag rustig. De hersenen gebruiken weinig energie. Dat energiegebruik wordt hoger in de REM-slaap. De fase waarin je meer gaat dromen.” Deze cyclus duurt volgens Van Hirtum negentig tot honderdtwintig minuten en herhaalt zich vier tot vijf keer per nacht. Hoeveel slaap je nodig hebt, verschilt per persoon. “Sommigen hebben aan zes uur genoeg, anderen hebben negen tot tien uur nodig. Voor volwassenen ligt het gemiddelde tussen de zeven à acht uur.” Maar wat als je ’s avonds wakker ligt?

Slechte nachtrust

Volgens longarts-somnoloog Hendriks is een goede slaapcyclus heel belangrijk. Als je niet goed slaapt, kun je volgens hem prikkelbaarder zijn, een mindere concentratie hebben en je somber voelen. “Ook kun je hierdoor overdag vermoeid zijn. Dat is vervelend als je bijvoorbeeld hartfalen hebt. Je hart pompt dan al minder bloed rond dan normaal, waardoor je vermoeid bent. Slaap je slecht, dan wordt die vermoeidheid versterkt.” Slecht slapen kan volgens Hendriks een psychische oorzaak hebben. Je ligt bijvoorbeeld te woelen vanwege zaken op je werk of privéomstandigheden. “Die gedachten neem je ook mee tijdens het slapen, waardoor je ’s nachts meerdere keren wakker kunt schrikken. Zo wordt de kwaliteit van je slaap minder.” Een goede nachtrust begint dus bij ontspanning. Hendriks raadt aan een uur voor het slapengaan de werklaptop dicht te klappen. Ontspanningsoefeningen, zoals zorgen van je afschrijven, zijn hierbij belangrijk. “Maak je hoofd leeg. Hoe je dat doet, is voor iedereen anders. Goed is om daarbij fel licht te dimmen, want dat stimuleert het gevoel van wakker te moeten zijn. Leg je telefoon dus weg.” Bij sommige hartpatiënten schuilt er volgens Van Hirtum echter ook een fysieke aandoening die kan leiden tot vermoeidheid: obstructief of centraal slaapapneu.

Slaapapneu

Bij obstructief slaapapneu vernauwen volgens Van Hirtum de bovenste luchtwegen herhaaldelijk tijdens het slapen. Hierdoor gaat er op deze momenten minder lucht naar de longen. “Bij centraal slaapapneu gebeurt dit ook, maar dan zit de oorzaak niet in de bovenste luchtwegen. De ademhaling wordt dan minder goed aangestuurd. Bij beide typen slaapapneu kan het zuurstofgehalte tijdelijk dalen. Door slaapapneu kun je klachten krijgen als slecht slapen, niet uitgerust wakker worden en slaperigheid overdag.” Volgens Hendriks ervaart echter niet iedereen met slaapapneu deze klachten. “Vanwege de hartproblemen die je hebt, ben je vaak al extra vermoeid. Heb je hier ineens meer last van, dan denk je misschien: het ligt vast aan mijn hart. Dat is dus niet altijd zo.” Een sluimerende aandoening. Al zijn er naast vermoeidheid volgens Hendriks nog een aantal andere symptomen waaraan je slaapapneu kunt herkennen. Zo word je bijvoorbeeld vaker wakker om te plassen. Je partner kan daarnaast opmerken dat je snurkt of soms stopt met ademhalen. Vermoed je dat je slaapapneu hebt? Dan kan een plastic snurk of anti-snurkbitje volgens Hendriks helpen. “Een beademingsapparaat is ook effectief. Dat blaast lucht naar binnen, zodat je weer vrij kunt ademen.” Daarnaast hebben de longarts-somnologen ook algemene tips waarmee je de kwaliteit van slaap kunt bevorderen.

Beter slapen

’s Avonds nog een kopje koffie of glaasje cola? Dat kun je volgens Hendriks en Van Hirtum beter niet doen. Cafeïne houdt je namelijk wakker. “Daarnaast kun je beter voor het slapengaan niet te veel eten”, adviseert Hendriks. “Je maag is dan te druk met het verwerken hiervan, waardoor je moeilijker in slaap valt.” Het tijdstip dat je gaat slapen, heeft volgens Hendriks weinig invloed op de kwaliteit van slaap. “Het gaat erom dat je het aantal benodigde uren slaap haalt en deze niet overschrijdt. Want dan krijg je een lui gevoel.” De gouden regel? Rust, reinheid en regelmaat. “Slaap op vaste tijden in een donkere, geventileerde ruimte zonder prikkels”, aldus Van Hirtum. “Dat kan bijdragen aan een goede nachtrust.”

Tekst: Julia Kroonen
Beeld: HPNL

Opzoek naar lotgenotencontact? Check ons forum of onze besloten FB-groep.

Dit artikel verscheen eerder in het HPNLmagazine.

Lichaamsvet: warmhouder en boosdoener

Vet: veel mensen hebben er een haat-liefdeverhouding mee. Vet voedsel is zowel lekker als ongezond, en lichaamsvet is zowel noodzakelijk als de bron van kopzorgen. Het gaat om de juiste balans, maar die is nou juist vaak zo moeilijk te vinden. Wat is precies het nut van lichaamsvet? En waar liggen de grenzen van het ongezonde?

Lichaamsvet houdt sommigen wel een leven lang bezig. Eindeloos diëten, vechten tegen de lekkere trek, weegschaal op en weegschaal af, een moeilijke relatie met het eigen spiegelbeeld… Hoewel body positivity gelukkig al veel effect heeft gehad op het veranderende ideaalbeeld van schoonheid, blijft de hoeveelheid spek op de botten voor velen een belangrijke graadmeter. Dat is niet onterecht: overgewicht kan het risico vergroten op hart- en vaatziekten, diabetes veroorzaken en leiden tot gewrichtsklachten.

Verschillende functies

Hoe veel ‘aanleg’ je hebt om wat voller te worden, verschilt per persoon. Om te begrijpen hoe dat zit, is het belangrijk om te weten wat lichaamsvet eigenlijk precies is. Als we het over lichaamsvet hebben, wordt gedoeld op vetweefsel. Dit is weefsel dat door het gehele lichaam wordt opgeslagen in vetcellen. Vetweefsel heeft verschillende functies in ons lichaam: het is een belangrijke energiebron, dient als isolatielaag en het zachte weefsel beschermt het lichaam, bijvoorbeeld bij een val. Wanneer het lichaam in beweging komt, bijvoorbeeld tijdens een flinke wandeling of in de sportschool, wordt de energieopslag aangesproken en worden vetten weer verbrand. Daarnaast maakt het vetweefsel het hormoon leptine aan. Dit hormoon is van nature aanwezig en zorgt ervoor dat onze hersenen het signaleren als we vol zitten. De hersenen geven vervolgens een seintje aan ons lichaam, wat ervoor zorgt dat we op tijd stoppen met eten bij verzadiging.

Wit vet

Er wordt onderscheid gemaakt tussen twee soorten vet: wit vet en bruin vet. Wit vet is het soort vet dat obesitaspatiënten het meest in de weg zit. Dit type vet slaat de stoffen uit voeding namelijk niet op als energie, maar als vet. Dit is het geval wanneer we meer calorieën binnenkrijgen dan dat we verbranden. Deze vetcellen bevinden zich voornamelijk direct onder de huid en rondom interne organen. Uiteraard dienen ook deze vetcellen hun gezonde doel, wanneer we er niet te veel van hebben. Het vetlaagje heeft een isolerende werking voor het lichaam en vormt een beschermingslaagje rond organen. Het is als het ware ons kacheltje en een belangrijke energievoorraad voor op momenten dat we daar, bijvoorbeeld bij ziekte, te weinig van hebben.

Bruin vet

Bruin vet zet energie juist om in warmte. Dit type vet is dé regulator van de lichaamstemperatuur. Dit mechanisme wordt gestimuleerd door kou – dat is ook de reden dat we, zelfs wanneer we stilzitten, calorieën verbranden wanneer we het koud hebben. Het lichaam is dan harder aan het werk en stimuleert de vetverbranding. “Bruin vet is het goede vet dat calorieën omzet in warmte”, vertelde Liesbeth van Rossum, hoogleraar obesitas aan het Erasmus MC, eerder in een interview met de website Amazing Erasmus MC. “Het bevindt zich rond de wervelkolom, rond enkele organen en in de nek. Mensen met obesitas hebben over het algemeen veel minder van dit gunstige bruin vet. Door te bewegen is bruin vet te activeren. Een alternatieve methode is kou. En juist daaraan worden we steeds minder blootgesteld. We hebben goed verwarmde en geïsoleerde huizen, we rijden rond in verwarmde auto’s. Voor de activatie van bruin vet zou het goed zijn als we wat vaker aan kou blootgesteld zouden worden. Mensen hoeven echt niet in een koelcel te gaan zitten. Het is al voldoende om twee uur per dag bij 17 graden Celsius door te brengen om obesitas tegen te gaan.”

Gezond vetpercentage

De hoeveelheid vetweefsel in verhouding tot het lichaamsgewicht wordt het vetpercentage genoemd. Er is geen exact universeel gezond percentage te noemen, maar als richtlijn wordt voor vrouwen een gezond vetpercentage aangenomen tussen de 21% en 36% en voor mannen tussen de 7% en 25%. Wie een te hoog vetpercentage heeft, en dus idealiter iets afvalt, moet – misschien makkelijker gezegd dan gedaan – meer vet verbranden dan dat hij of zij tot zich neemt. Bewegen dus! Energie verbruiken, de bloedcirculatie stimuleren, het eerder genoemde bruine vet activeren, vet verbranden! Afvallen kan bij (licht) overgewicht zeker voor hartpatiënten een wereld van verschil maken. Maar, nu u óók de voordelen van lichaamsgewicht kent, weet u ook: te ver gaan is ook niet goed. Want dat aangename vetlaagje dient wel degelijk zijn doel.”

Tekst: Yara Hooglugt
Beeld: Djanko

Opzoek naar lotgenotencontact? Check ons forum of onze besloten FB-groep.

Dit artikel verscheen eerder in het HPNLmagazine.