Hartcentrum Leiden voert campagne om hartinfarct bij vrouwen sneller op te merken

Hartcentrum Leiden voert campagne om hartinfarct bij vrouwen sneller op te merken

 

Vrouwen lopen grotere risico’s op complicaties dan mannen wanneer ze een hartinfarct krijgen, iets waarover Hartbrug-Magazine al eerder publiceerde. Hartcentrum Leiden is nu een campagne begonnen om vrouwen ervan bewust te maken dat ook zij een hartinfarct kunnen krijgen.

 

Simpel gezegd: doordat de klachten van een hartinfarct bij vrouwen vaak vager zijn dan bij mannen, trekken vrouwen later aan de bel.

 

Iedereen kent de verhalen over kleinzerige mannen die zelfs in een klein pijntje al een voorbode voor gruwelijke ziekten zien, en vrouwen die er minder snel over klagen. Mannen gaan eerder naar de dokter dan vrouwen en maken zich meer zorgen over pijn.

Dat kan ook wel eens verkeerd uitpakken. Zeker wanneer je als vrouw een hartinfarct hebt en besluit dat het allemaal wel meevalt, en dat je er niet over gaat klagen. Bovendien zijn klachten rond een hartinfarct bij vrouwen veel vager dan bij mannen. Maar er zijn nog meer factoren die een rol spelen bij het vergroten van de risico’s bij vrouwen.

 

Arts-onderzoeker Maaike Hermans (26) van het Hartcentrum Leiden (LUMC) zegt, dat bij vrouwen de uitkomst van een hartinfarct met name op korte termijn slechter is dan bij mannen. Dat komt omdat de kans op complicaties en overlijden groter is. ‘Allereerst heeft dat te maken met het feit dat de meeste vrouwen die zich melden met een hartinfarct gemiddeld 6 jaar ouder zijn dan mannen. Ze hebben door oudere leeftijd vaak ook andere ziektes, en lopen dus een hoger risico. Tel daarbij op dat veel vrouwen langer dan mannen wachten voor ze om hulp vragen. Dit kan ertoe leiden dat uitkomsten bij vrouwen slechter zijn.’

 

Vrouwen melden zich vaak later omdat ze de klachten niet direct herkennen als zijnde van een hartinfarct, zegt Hermans. ‘Mannen hebben bij een hartinfarct vaak pijn op de borst. Iedereen weet dan dat dit op een hartinfarct kan wijzen. Maar bij vrouwen zijn de klachten vager. Ze klagen bijvoorbeeld over een loom gevoel in de armen, vermoeidheid, kortademigheid, misselijkheid of pijn in de rug of maagstreek. Voor veel vrouwen niet direct een aanleiding om de huisarts of 112 te bellen. Dat betekent dat ze langer met een hartinfarct rondlopen en later in het ziekenhuis gedotterd worden. Hoe langer je daarmee wacht, hoe erger het infarct.’

Samengevat krijgen de meeste vrouwen op hogere leeftijd dan mannen een hartinfarct en hebben ze vaker andere ziektes zoals diabetes en hoge bloeddruk, waardoor ze meer risico’s lopen op complicaties. Daarnaast wachten ze langer met het bellen van huisarts of 112 in het geval van een hartinfarct.

 

Het Hartcentrum Leiden vindt deze uitkomsten alle reden om alarm te slaan en heeft besloten een campagne op te starten. Dat gebeurt door middel van grote posters, die op bussen zijn geplakt. De boodschap waarmee de bussen rondrijden is heel duidelijk: Ook vrouwen kunnen een hartinfarct krijgen.

 

Inmiddels rijden er tien van die bussen met posters rond door de regio Hollands Midden. Arts-onderzoeker Maaike Hermans hoopt dat vrouwen met een hartinfarct daardoor sneller aan de bel trekken, zich sneller bij de ambulancedienst of het ziekenhuis melden.

 

‘We onderzoeken ook of de campagne helpt. We meten het effect van de campagne’, zegt Hermans. ‘Van elke patiënt, man of vrouw, die hier binnenkomt met een hartinfarct nemen we een vragenlijst af over de klachten. Daarnaast vragen we bijvoorbeeld of de patiënt direct heeft gedacht aan een hartinfarct. Verder hoe hij of zij vervolgens heeft gehandeld. Een vraag is: Heeft u meer dan dertig minuten gewacht voordat u de huisarts belde? Wat was dan de gedachte daarbij, waarom belde u niet eerder?’

 

Naast de vrouwen zelf, speelt ook de omgeving een rol bij het inroepen van hulp. ‘We horen wel eens dat een zoon of dochter erop stond, dat 112 werd gebeld’, zegt Hermans. ‘De campagne richt zich daarom ook op de omgeving van de patiënt. We hopen dat iedereen zich ervan bewust wordt dat ook vrouwen een hartinfarct kunnen krijgen.’

 

Woman heart anatomy

Bianca Oerlemans: Uitbehandeld. Wat nu?

Bianca Oerlemans:

Uitbehandeld. Wat nu?

 

26 juni 2011. Voor velen een doorsnee dag en menigeen herinnert zich hiervan niets. Voor Bianca Oerlemans (43) gaat dat niet op. Deze op het eerste gezicht normaal ogende dag, veranderde in een helse nacht en sindsdien is haar leven voorgoed getekend. Zij heeft nog maar vier jaar te leven.

 

Bianca is een vlotte vrouw die middenin het leven staat en daarnaast een trotse moeder is van twee kinderen. Haar zoon van twintig en dochter van achttien zijn haar alles. In plaats van toekomstplannen met hen te maken, bereid zij zich voor op hetgene waar het nog veel te vroeg voor is. ‘Ik heb geen toekomst, maar mijn kinderen hebben die wel degelijk. Wat ik hen kan meegeven zijn mooie herinneringen. Daarnaast doe ik al het mogelijke om hen net als elke andere (gezonde) moeder, voor te bereiden op het leven dat nog komen gaat.’

 

26 juni 2011

Op de bewuste avond krijgt Bianca in de late uurtjes plotseling hele erge maagpijn: ‘Ik had zo’n pijn dat het niet uit te houden was. Er zat niets anders op dan naar de eerste hulp te gaan. In eerste instantie dacht men dat ik niets mankeerde. Mijn huisarts – bij wie ik al drie maanden met klachten over maagpijn kwam – deelde deze mening. Hij dacht dat het stress was. Na een bloedtest op de eerste hulp bleek al gauw dat er wel degelijk iets mis was en dat het heel erg fout zat.’

 

Bianca’s bloedresultaten geven zulke verontrustende signalen af dat zij meteen wordt gedotterd. Daarnaast wordt er een stent geplaatst: ‘Nadat de operaties voorbij waren, voelde ik mij zo opgelucht. Ze waren er maar net op tijd bij en ik had een heel zwaar hartinfarct gehad. Op dat moment kon ik alleen maar blij zijn dat het goed was afgelopen.’

 

Helaas is dit geluk van korte duur en al gauw stapelen de problemen zich op. Vier dagen later krijgt de ‘s-Hertogenbosche te horen dat haar linkerkamer voor negentig procent is afgestorven en dat zij eigenlijk nog maar een ‘half’ hart heeft. Een paar maanden later volgt meer slecht nieuws: ‘Mijn hartpomp werkte nog maar voor twintig procent. Met een half hart ga je heel snel achteruit. Op dat moment kreeg ik te horen dat ik nog maar vier jaar te leven heb en werd er een ICD geïnplanteerd, die binnen deze periode mogelijke complicaties opvangt.’

 

Het leven gaat door

Niet geheel verwonderlijk slaat het nieuws in als een bom: ‘Voor mijn kinderen en mij was dit een hele klap. Op dat moment staat je leven letterlijk stil. Je weet niet wat je moet denken, laat staan doen. Als moeder zijnde probeer je toch weer ergens kracht vandaan te halen, want hoe moeilijk de situatie ook is, ik heb nog altijd twee opgroeiende kinderen. Mijn zoon heeft het er heel moeilijk mee dat hij mij over een paar jaar gaat verliezen en laat dat ook blijken, terwijl mijn dochter zich meer op de achtergrond houdt en dit minder laat merken.’

 

Zij vervolgt: ‘In en rondom mijn omgeving merkte ik ook dat men heel bezorgd was, maar ik houd daar niet van. Ik ben nog steeds gewoon Bianca, tenminste, zo zie ik dat graag. Er zijn geen regels voor hoe ik hier mee om moet gaan, want er is niemand die mij kan vertellen hoe ik moet leven met het idee dat ik over een tijd niet meer deel uitmaak van deze wereld. In het begin was ik heel boos op alles en iedereen. Ik kon niet stoppen met huilen, maar op een gegeven moment wordt dat minder. Hoe bizar het ook klinkt, het leven gaat door.’

 

Bianca is zich er heel bewust van dat zij geen toekomst heeft, maar ondanks alles probeert zij het beste ervan te maken: ‘Voorheen was ik zeer actief. Van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat was ik altijd druk. Op de eerste plaats met mijn kinderen, maar daarnaast komt ook je werk en natuurlijk het huis en de tuin. Mijn dagen lijken nu in niets op mijn leven van vroeger. Maar hoe zwaar de dagen ook zijn, ik leef, al is het weliswaar met de dag. Ik ben niet bang om te gaan, want ik heb de tunnel en het licht gezien. Voorlopig ben ik er nog, dus ik ga door.’

 

Daten als hartpatiënt

En door gaat Bianca zeker. Zij heeft alles geprobeerd wat in haar macht ligt om een zo normaal mogelijk leven te leiden. Haar levenslust is tevens één van de redenen dat zij ook weer lief wilde hebben: ‘Ik ben op een gegeven moment ook weer gaan daten, maar al snel werd mij duidelijk dat het merendeel van de mannen een gezonde vrouw wil. Op zich logisch, ik kan ze niets kwalijk nemen.’

 

In plaats van bij de pakken neer te gaan zitten, probeerde Bianca ook hieruit weer iets positiefs te halen en met succes. Zij richtte speciaal voor hartpatiënten een datingsite op: ‘Ik heb een site laten maken voor mensen met hartproblemen die op zoek zijn naar een partner. Naar mijn mening maakt dit het voor velen een stuk makkelijker, omdat je zo ongeveer al weet wat je kan verwachten. Helaas heb ik later vanwege privéomstandigheden de site weer moeten opzeggen.’

 

Beenmergcellen als hartpleister

Beenmergcellen als hartpleister

 

Wie vanuit een futuristische fantasie meldt dat er misschien ooit een tijd komt dat de mens een verzwakt of ontregeld orgaan kan laten vervangen of repareren bij een speciaal servicecentrum in de buurt, kan nog weleens gelijk krijgen…

 

Wereldwijd wordt namelijk al zeker vijftien jaar gewerkt aan mogelijk toekomstige reparaties van het hart. Al in 2003 meldde de Duitse cardioloog professor Bodo-Eckehard Strauer, verbonden aan de Heinrich-Heine-Universiteit in Düsseldorf, een eerste succes met het ‘opkalefateren’ van het beschadigde hart. Strauer deed dat tijdens het jaarcongres van de American Heart Association.

 

Daar meldde hij circa twintig hartinfarctpatiënten te hebben behandeld door hen ‘stamcellen’ in te spuiten die uit hun eigen beenmerg afkomstig waren. Dat deed Strauer na een dotterprocedure en de plaatsing van een ‘stent’ (buisje van platina, bedoeld om een verzwakt bloedvat te stutten en open te houden). De behandeling bleek het gebied, beschadigd door het infarct, te verkleinen, dus als het ware te repareren. Ook bleek hierdoor de bloedvoorziening van de hartspier te worden gestimuleerd, evenals de snelheid van samentrekken van het hart en de hoeveelheid bloed die per hartslag kon worden rondgepompt.

 

Ook dr. Emerson Perin van het Texas Heart Institute in Houston (VS) vertelde, tijdens hetzelfde hartcongres, van gunstige bevindingen tijdens een stamcel experiment bij elf patiënten met hartfalen. ‘Hun conditie verbetert’, stelde Perin, ‘en ze geven aan minder pijn op de borst te hebben.’

 

Maar eerst, voor alle duidelijkheid, wat zijn stamcellen? Feitelijk zijn zij het allervroegste begin van een mens. Ons leven – eerst als embryo – begint met één enkele stamcel, een volledig onbeschreven cel die in principe elke functie kan aannemen: van huidcel tot cel in een darmwand, van hartcel tot cel in het netvlies. Uiteindelijk zijn wij een clustering van miljarden cellen die allemaal hun eigen plekje hebben gekregen in de vorming en het functioneren van het menselijk lichaam. Stamcellen, functieloze cellen dus, worden voortdurend aangemaakt en kunnen ook nog steeds worden gewonnen vanuit het beenmerg. En derhalve worden ze ingezet om een specifieke rol te krijgen: bijvoorbeeld als reparatiecel van hartweefsel.

 

De allereerste gedachte om dergelijke maagdelijke cellen voor dit doel in te zetten is een werkelijk briljante!

Overigens werd pas in 1998 duidelijk dat stamcellen zich konden ontwikkelen tot hartspiercellen. Enige jaren daarna beschreef moleculair-bioloog Donald Orlic van het National Human Genome Research Institute in Bethesda (VS) een onderzoek met muizen waarbij een hartinfarct was opgewekt. Maar na de diertjes beenmergcellen in hun beschadigde hartspier te hebben ingespoten, knapten ze weldra weer op, meldde Orlic in het medische tijdschrift Nature in 2001. De ingespoten cellen bleken namelijk het muizenlichaam aan te sporen tot vorming van nieuwe spiercellen en bloedvaten waardoor het hart weer nieuwe pompkracht kreeg.

 

‘Als het inderdaad lukt om de hartspier met stamcellen te herstellen, heeft dat enorme implicaties’, reageerde cardioloog dr. Douwe Atsma van het Leids Universitair Medisch Centrum in het dagblad Trouw, december 2013, op alle ontwikkelingen en publicaties over ‘reparatie met stamcellen’.

 

‘Hartaandoeningen zijn doodsoorzaak nummer één in de westerse wereld. We moeten er geen hype van maken, maar enig optimisme is wel op zijn plaats.’

 

Stamceltherapie als onderdeel van de ’generatieve geneeskunst’ zou weleens de meest toegepaste hartvinding in deze nieuwe eeuw kunnen worden. Zij het, dat stamcellen mogelijk ook grootse reparaties in andere delen en organen van het menselijk lichaam gaan verrichten.

 

‘Stamceltherapie als onderdeel van de ’generatieve geneeskunst’ zou weleens

de meest toegepaste hartvinding in deze nieuwe eeuw kunnen worden’

Microscopic view of eosinophil granulocyte, component of the white blood cells or leukocytes of the immune system having cytoplasmic granules, showing the lobed nucleus

Wouter Duinisveld: Leven met een donorhart

Wouter Duinisveld:

Leven met een donorhart


Van een gezonde en sportieve 29-jarige naar een 36-jarige hartpatiënt met een donorhart. Dat is in het kort het verhaal van Wouter Duinisveld. Maar er is meer; Wouter heeft als eerste Nederlander met een donorhart een halve triatlon afgelegd. Daarmee is hij wereldwijd één van de drie. Zijn volgende missie? Een hele triatlon volbrengen.

 

Als Wouter eind twintig is begint hij aan zijn trainingsschema om een triatlon te volbrengen. Dit is een langgekoesterde droom van de Hagenaar. Al gauw gooit een virusinfectie roet in het eten. De gevolgen blijken destrateus: ‘De virusinfectie heeft uiteindelijk tot myocarditis geleid. Oftewel, een ontsteking van de hartspier. Hierdoor is ook mijn pompfunctie aangetast. Uiteindelijk bedroeg deze minder dan vijf procent. Door griep was mijn weerstand zodanig aangetast dat naar alle waarschijnlijkheid de myocarditis  hierdoor toesloeg.’

 

Strijden voor het leven

De myocarditis blijkt het begin te zijn van een helse strijd waarin Wouter vijfeneenhalve maand in het ziekenhuis verblijft. Eenmaal uit het ziekenhuis voelde dit als een bevrijding: ‘In het ziekenhuis bestond mijn dagbesteding dagenlang uit het uitkijken naar maaltijden, artsenbezoeken en vrienden en familieleden die langskwamen. Ik voelde me opgesloten op de afdeling.’ Tijdens zijn ziekenhuisopname is Wouter vier keer gereanimeerd naar aanleiding van ritmestoornissen. Uiteindelijk krijgt hij een steunhart om hem in leven te houden. Helaas ervaart hij hiervan heel veel bijwerkingen. Het wachten is tenslotte op een donorhart.

 

Niet geheel verrassend gaat de jonge Hagenaar deze plotseling levensverandering hem niet in de koude kleren zitten: ‘Mijn leven was ineens verwoest. Alles wat ik ooit voor ogen had was nu onzeker. Het drong niet tot mij door dat ik een hartpatiënt was totdat ik te horen kreeg dat ik een donorhart nodig had. Dat was het moment dat ik mij realiseerde dat ik meer dood dan levend was. Voor mijn naasten en mijzelf was dit vreselijk, want je bent afhankelijk van het lot.’

 

Een nieuw begin

Ondanks alle narigheid heeft Wouter goede moed tijdens het wachten op een donorhart: ‘Ik wilde heel graag de kans om de kwaliteit van mijn leven te verbeteren.’ Als het zwaarst ervaarde hij het thuiszitten: ‘Ik mocht en kon niets doen. Dat maakt een mens niet gelukkig, maar ik was op zijn minst voorlopig uit het ziekenhuis. Het liefst wilde ik zo snel mogelijk naar een leven met vrijheid, maar daarvoor moest ik geduld hebben.’

 

Plotseling is het moment daar en krijgt Wouter een donorhart. Voor hem voelde dit als een nieuw begin: ‘Ik voelde me herboren en wist dat er een nieuw leven voor mij zou beginnen. In eerste instantie voelde het niet direct als van mij. Ik had het over ‘het’ hart in plaats van mijn hart. In mijn achterhoofd zei ik ook de hele tijd ‘we’ gaan dit samen doen. Later is dat veranderd, het is nu echt mijn hart.’

 

Revalideren en er weer tegenaan

Wouter heeft nooit enige nieuwsgierigheid ervaren naar diegene van wie het hart oorspronkelijk was: ‘Ik hoef geen gezicht bij mijn hart. Wel heb ik een brief gestuurd naar de nabestaanden om mijn dankbaarheid te tonen. Elke dag ben ik dankbaar voor het feit dat ik een donorhart heb gekregen. Mijn dankbaarheid toon ik naar mijzelf toe door er elke dag bewust bij stil te staan. Ieder doet het op zijn manier en voor mij is dit de juiste methode.’

 

Na twee jaar revalideren begint Wouter het sporten heel erg te missen. Het begon weer te kriebelen: ‘Na drie maanden ben ik weer begonnen met een klein beetje hardlopen. Maar ik miste een bepaald doel. Ik wilde mijn leven inrichten en alles eruit halen wat eruit te halen valt. Tijdens een reis met mijn vrouw is het vertrouwen teruggekomen dat ik meer kon dan alleen maar hardlopen. Vanaf dat moment ben ik weer aan een triatlon gaan denken. Sommige mensen met een donorhart hebben vroeger niets met sport gehad en al helemaal niet met een triatlon. Zij doen het nu omdat het haast een bovenmenselijke prestatie is. Bij mij is dat niet het geval. Ik geniet er simpelweg van.’

 

Leven met een grote ‘L’

Wouter is zich heel goed bewust van het feit dat zijn donorhart een houdbaarheidsdatum heeft: ‘Het feit dat ik met een donorhart nog ruim vijftien jaar kan leven, is van invloed op mijn leven. Alle beslissingen in mijn leven maak ik nu weloverwogen. Misschien zijn ze daardoor ook wel leuker. Je prioriteiten veranderen simpelweg. Ik kies er bijvoorbeeld heel stellig voor om parttime te werken en meer tijd over te houden voor in mijn optiek veel belangrijkere zaken in het leven. Dat bevalt mij uitstekend.’

 

Ondanks alles blijft de doorzetter positief in het leven staan: ‘Het is de kunst om dingen vanuit een ander perspectief te zien. Ik kijk naar wat het donorhart mij heeft gebracht, in plaats van hoe het tegen mij werkt. Elke stap in mijn leven is heel bewust. Mijn vrouw en ik hebben het besluit genomen om ouders te worden. Inmiddels ben ik vader. Mijn zoon zal ik wanneer de tijd rijp is op een positieve manier inlichten over mijn gezondheidstoestand. Ik ben niet bang om dood te gaan. Het enige waarmee ik zit, is dat ik niet alle bijzondere momenten mee zal maken in het leven van mijn naasten. Tegelijkertijd wil ik daarbij niet te lang stilstaan, want zonder donorhart was ik misschien al zeven jaar dood.’

 

Hij vervolgt: ‘Mijn toekomst zie ik zonnig in. Geluk staat voorop en ik doe dingen waar mijn naasten en ikzelf gelukkig van worden. Het leven is veel te leuk om bij de pakken neer te zitten, ondanks dat ik ook echt wel eens chagrijnig ben. Uiteindelijk komt het zoals het komt. Ondertussen wil ik alles uit het leven halen. Ik kijk ernaar uit.’

 

Wouters commercial

In het kader van de Donorweek 2013 en de daarbij horende campagne ‘Nederland zegt Ja’ heeft het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport besloten om onder andere een commercial met Wouter te maken: ‘Voor mijn transplantatie heb ik besloten dat ik iets terug wil doen voor het geluk dat mij mede door een orgaandonor is gegund; een nieuw leven dankzij een man of vrouw die ik niet ken. Al jaren doe ik een poging daartoe, door mijn passie voor sport met mijn missie te combineren. De kans deed zich nu voor om dat voor het grootst mogelijke publiek te doen. De commercial is op mijn lijf is geschreven.’

 

Echter, de Reclame Code Commissie heeft besloten de commercial van de buis te halen, omdat Wouter – in de commercial – door het rode licht rent en net voor het sluiten van de slagbomen, door rent. Daarna trotseert hij nog een opengaande brug. Volgens de Commissie is dat vanwege meerdere redenen in strijd met de goede smaak. Wouter geeft aan dat de commercial door dit besluit juist

extra veel aandacht heeft gekregen: ‘Door alle ophef is er niemand meer die de commercial niet heeft gezien. De donorweek is met meer positieve aanmeldingen dan ooit tevoren afgesloten en daar ging het mij om. Ik ben trots op het feit dat ik mijn steentje heb bijgedragen aan het redden van mensen op de wachtlijst.’

Het ontstaan van de pacemaker ‘Foutje’: miljoenen gered…

Het ontstaan van de pacemaker ‘Foutje’: miljoenen gered…

 

De Amerikaanse ingenieur Wilson Greatbatch (1919-2011) was van oudsher een knutselaar. Dat zat ín hem. Als kind al was hij voortdurend bezig ‘dingetjes’ in en uit elkaar te halen. Altíjd was de jongen te vinden in het schuurtje achter zijn ouderlijk huis in Buffalo.

 

Uiteindelijk zou dít talent de rode draad in het leven van Greatbatch worden: uitvindingen doen, toepassingen verbeteren en met vernieuwende gedachten totaal onverwachte wegen inslaan.

 

Want Wilson Greatbatch (hij stierf enkele weken voor dat hij 92 zou worden) zal in de medische geschiedenis worden herinnerd als medebedenker van de ‘implanteerbare’ pacemaker. Daarover is discussie, want zijn vinding was te groot voor implantatie in de menselijke borstkas, al bedacht hij wel het principe. Anderen claimen ook deze belangrijke vinding, waarmee miljoenen mensen al zijn of nog worden gered.

 

In de jaren twintig van de vorige eeuw was de radio-ontvanger een tot de verbeelding sprekende nieuwe ontwikkeling. ‘Hoe kan het toch…’, vroegen velen zich af, ‘dat die onzichtbare radiogolven dwars door muren gaan en uiteindelijk muziek en stemmen overbrengen?’ Wilson Greatbatch, toen nog een tiener, wilde het naadje van de kous weten. ‘Er gebeurde iets wat je niet kon zien of voelen’, zou hij later zeggen. ‘Ik moest en zou het weten…’

 

Niet lang daarna ontwarde hij dan ook het ‘radiomysterie’, fabriceerde zijn eigen ontvanger voor de korte golf en hoorde al snel menselijke stemmen: helemaal uit Engeland. Op slag was ‘little Wilson’ radiofanaat, kreeg een zendvergunning en werd lid van de zeeverkenners. Eenmaal in militaire dienst diende hij bij de Amerikaanse marine als radiotechnicus op scheepskon-vooien, juist toen de Tweede Wereldoorlog was uitgebroken.

Na de oorlog trouwde Greatbatch zijn grote jeugdliefde; al snel kwamen er kinderen. Om zijn jonge gezin te onderhouden nam hij een baantje aan als telefoonmonteur, maar gelukkig daarin was hij niet. Meer passend bij zijn intellect was een universitaire studie elektrotechniek; hij behaalde uiteindelijk zijn mastergraad. Maar een vetpot werd het niet. Via de universiteit kwam hij begin jaren vijftig aan de slag op een boerderij met proefdieren. Daar controleerde hij meetinstrumenten voor het registreren van hartslag, bloeddruk en hersenactiviteit bij schapen en geiten.

 

Op de farm ontmoette hij twee chirurgen die hem, in zijn middagpauze, vertelden van een hartprobleem. Tot hun verwondering doorgrondde hij onmiddellijk het levensbedreigende euvel: elektrische impulsen die niet van de ene in de andere hartkamer konden komen, dat was dus een signaalblokkade! Als radio- en telefoonman was dat voor hem ‘appeltje-eitje’.

 

In het schuurtje uit zijn jeugd, sloeg hij aan het experimenteren. Bij het bouwen van een hartslag-registratiekast ging er iets mis: hij pakte een verkeerde weerstand beet en kreeg een korte stroomstoot. Dagblad Trouw schreef in 2011, daags na de dood van Greatbatch: ‘Het circuit gaf een stroomstootje van 1,8 milliseconden, stopte een seconde en gaf vervolgens weer een korte puls. Het leek wel de hartslag zelf. Greatbatch staarde vol ongeloof naar zijn bouwsel. Dit was de oplossing voor een onregelmatig hart, besefte hij.’

 

Het principe van de pacemaker was een feit. Anderen die ook de inwendige pacemaker claimen, zijn: William P. Murphy Jr., Rune Elmquist en dr Åke Senning, die als eerste in oktober 1958 een pacemaker implanteerde bij de toen 43-jarige Arne Larsson. Het apparaat werkte drie uur en moest onmiddellijk worden vervangen. Larsson werd 86 jaar en kreeg 26 keer een nieuwe pacemaker.

 

[ Hij doorgrondde onmiddellijk het levensbedreigende euvel, electrische impulsen die niet van de ene in de andere hartkamer konden komen, een signaalblokkade dus ]

 

Cardioloog bezoekt patiënt thuis, samen met huisarts

Cardioloog bezoekt patiënt thuis, samen met huisarts

 

ALMERE – Goed nieuws voor hartpatiënten in de regio Flevoland, Noord-Holland en Utrecht: de cardiologen van de spiksplinternieuwe HartKliniek Flevoland trekken voortaan niet alleen een half uur uit voor een gesprek met de hartpatiënt, maar brengen desnoods ook een bezoek aan de patiënt. Thuis! Samen met de huisarts. Want wie weet meer over de achtergrond van een patiënt dan zijn of haar eigen huisarts!

 

Geen tien minuten gas geven meer tijdens een consult in het ziekenhuis en daar van hot naar her gestuurd worden, om uiteindelijk de weg letterlijk en figuurlijk helemaal kwijt te raken. Nee, de cardiologen Menno Baars en Chris Hie van de nieuwe HartKliniek doen samen met de huisarts zoveel mogelijk alles zelf, om te voorkomen dat de patiënt verdwaalt in het ziekenhuis.

 

Menno Baars is enthousiast, vertelde hij aan Hartbrug-Magazine. ‘Nu is het zo dat een patiënt maar tien tot vijftien minuten door een cardioloog gehoord wordt. Die moet dan beslissen wat er gebeurt. Vaak wordt de patiënt ook weer doorverwezen naar andere specialisten. En voor je het weet, ben je als patiënt verzeild geraakt in een circus. Als je op de poli in een ziekenhuis komt, zie je vaak ook heel veel verschillende gezichten. Vaak zijn de boodschappen van die gezichten tegenstrijdig. Dat kan en moet anders. De patiënt weet immers niet meer, wie zijn of haar vertrouwenspersoon is. Naar onze mening is dat allereerst de huisarts. Wij als cardiologen gaan, samen met die huisarts, met de patiënt praten. Daarvoor ga ik naar de huisarts toe, of omgekeerd hij naar mij en zien wij samen de patiënt tijdens het spreekuur. Op die manier kom ik veel meer te weten over de thuissituatie en de omgeving van de patiënt en zijn wensen en zijn behoeften. Dat is heel belangrijk want op die manier kun je in de behandelmethode zoveel mogelijk aan de wensen en behoeften van de patiënt tegemoet komen en voorkomen dat er onnodige ingrepen worden gedaan, die vaak pijnlijk en zinloos zijn.’

 

Na twaalf jaar werken als cardioloog in een ziekenhuis besloot Baars het over een andere boeg te gooien. Samen met dokter Chris Hie verliet hij de vakgroep Cardiologie van het ziekenhuis in Lelystad en begonnen zij een eigen cardiologisch centrum: HartKliniek Flevoland. ’We trekken voortaan niet alleen standaard een half uur voor elke hartpatiënt uit, maar gaan ook actief op zoek naar patiënten die we te weinig zien. Het gaat daarbij met name om patiënten in verpleeghuizen, of mensen die zeer slecht ter been zijn. Ik neem een echoapparaat mee, zodat ik ter plekke een echo kan maken en een persoonlijke behandeling kan instellen. Zo voorkom je dat een patiënt straks in deplorabele toestand moet worden opgenomen. Op die manier bespaar je niet alleen veel kosten in de zorg, het is ook beter voor de patiënt zelf.’

 

Op www.hartpatiënten.nl vindt u meer over deze bijzondere nieuwe hartkliniek. HartKliniek Flevoland is gevestigd in Almere maar is toegankelijk voor alle hartpatiënten uit geheel Nederland en wordt volledig vergoed. In 2014 worden nog twee vestigingen geopend, te weten in Lelystad en in Noord-Holland. Voor meer informatie kunt u kijken  op  www.hartkliniek.com of bel 088 – 500 2000.

Alles wat je nog niet wist over je hart

Alles wat je nog niet wist over je hart

 

Reizen doen we graag, maar tijdens een vakantie zijn we al snel geneigd om ons verstand op nul te zetten. Echter, wat luchtig leesvermaak over het hart kan nooit kwaad, vooral als we daarmee onszelf helpen. HartbrugReizen zet daarom een aantal interessante en bruikbare weetjes over het hart en hartpatiënten op een rij.

 

Hartpatiënten kunnen drukke snelwegen beter vermijden. Daarnaast is het aan te raden om jong te trouwen en kan een goed gebit van levensbelang zijn. Waarom? Omdat mensen die een hartaanval hebben overleefd en/of aan hart- en vaatziekten lijden en aan een drukke snelweg wonen een groter risico hebben om vroeg te sterven. Volgens onderzoekers komt dit mogelijk door een combinatie van luchtvervuiling, het bij een snelweg horende lawaai en de daardoor ontstane stress.

 

Mensen die minder dan 100 meter van een snelweg vandaan wonen, hebben 27% meer risico om binnen tien jaar te sterven. Diegenen die tussen de 100 en 199 meter van een snelweg wonen, hebben een verhoogd risico van negentien procent. Bij personen die tussen de 200 tot 999 meter van een snelweg vandaan wonen, bedraagt dit risico 13%.

 

Van slechte mondhygiëne tot jong trouwen

Maar gelukkig is er nog genoeg waar wij zelf iets aan kunnen doen. Zo wordt slechte mondhygiëne vaak in verband gebracht met hart- en vaatziekten. Het is daarom erg belangrijk om het gebit twee keer per dag grondig te reinigen. Ontstoken tandvlees kan herkend worden als het bijvoorbeeld bloedt tijdens het tandenpoetsen of als het tandvlees is teruggetrokken. Ga op tijd naar de tandarts, zeker als je vermoedt dat je gaatjes hebt en laat tandsteen regelmatig verwijderen.

 

Met een goed gebit kom je ook sneller aan de man/vrouw. Bijkomend voordeel is dat hartpatiënten alleen maar meer baat hebben bij een levenspartner aan hun zijde. Uit onderzoek blijkt dat trouwen op jonge leeftijd de nodige voordelen met zich meebrengt. Getrouwde mensen hebben drie keer een grotere kans om een openhartoperatie te overleven in vergelijking met alleenstaanden onder ons. Daarnaast is hun kijk op het leven vaak aanzienlijk positiever en zijn zij beter in staat om te dealen met pijn, ongemakken en zorgen.

 

Maar er is meer…

Over het hart zijn tal van weetjes en feitjes te achterhalen en bij bovenstaande drie blijft het bij lange na niet. Zie de wetenswaardigheden hiernaast.

 

Andere interessante wetenswaardigheden zijn:

  • De langste hartstilstand duurde vier uur. Dit overkwam de Noor Jan Egil Refsdahl op 7 december 1987. Hij viel overboord bij Bergen in Noorwegen. Zijn lichaamstemperatuur zakte tot
    24 graden. Hij herstelde volledig nadat hij aan een hart-longmachine was gekoppeld.
  • Een gezondheidscheck voor een duik in koud water, is een must. Dit omdat koud water een enorme activatie van het stressgedeelte in het zenuwstelstel geeft. Hierdoor komt er veel adrenaline vrij. Ook met erfelijke belasting zoals de kansen op een hartinfarct, moet rekening gehouden worden.
  • In de vierde en zesde week van de bevruchting begint in de foetus al een miniscuul hartje te kloppen. Dit hartje heeft de grootte van een speldenkop.
  • Het hart ligt niet achter de linkerborst wat velen van ons denken, maar achter het middenrif.
  • Het hart van een volwassen persoon weegt tussen de 250 en 300 gram.
  • Het hart slaat in rust 100.000 keer per dag. Dat is 35 miljoen keer per jaar en 2,5 miljard keer in een mensenleven.
  • De snelheid van de slagen wordt bepaald door je hersenen en wordt beïnvloed door je gevoel.
  • Het hart verschilt in slagen, afhankelijk van de leeftijd. Bij volwassenen betreft dit tussen de 60 en 70 slagen per minuut, terwijl kinderen en jongeren 80 tot 100 slagen per minuut nodig hebben. Bij pasgeborenen is een hartslag van 120 normaal.
  • Het volwassen lichaam bevat 4 tot 6 liter bloed.
  • Het hart heeft een minuut nodig om het bloed door het hele lichaam te pompen.
  • Per dag pompt het hart tussen de achtduizend en negenduizend liter bloed rond.
  • Per minuut is dat zo’n zes liter.
  • Het hart pompt in rust zoveel bloed rond dat daarmee met gemak een tankwagen van 7000 liter kan worden gevuld.
  • Het bloed gaat met elf kilometer per uur door ons lichaam.
  • Het hart pompt het bloed in het bloedvatenstelsel rond, welke een gezamenlijke lengte van zo’n 97.000 kilometer heeft. Oftewel: tweemaal de wereld rond.
  • Het enige lichaamsdeel dat nooit rust, is het hart.

Van atoombom naar hartziekten

Van atoombom naar hartziekten

 

HDL en LDL zijn inmiddels ingeburgerde begrippen voor wie zich om de gezondheid van het hart bekommert. Ook patiënten kennen, zij het heel globaal, de betekenis van deze twee veelgebruikte afkortingen. Ze staan voor ‘goed cholesterol’ en ‘slecht cholesterol’.

 

Of voluit: Hoge-Dichtheids-Lipoproteïnen (HDL) en Lage-Dichtheids-Lipoproteïnen (LDL). Er is ook een minder bekende vorm met een ‘zeer lage dichtheid’, VLDL.

 

Welgeteld zijn er dus zeker drie vormen cholesterol, een vettige substantie die niet oplosbaar is in water en ook niet in bloed, want ook dat bestaat voor 90 procent uit water. Die specifieke eigenschap maakt cholesterol geschikt als bouwsteen voor onderdelen die tegen water moeten kunnen, zoals celwanden. Het menselijk lichaam heeft daarom cholesterol nodig als bouwstof voor cellen en bepaalde hormonen.

 

Maar cholesterol is ook een gevaar voor het ontstaan van hart- en vaatziekten. In het bijzonder LDL-cholesterol, dat tot slagaderellende kan leiden, terwijl HDL-cholesterol juist een gunstig effect heeft omdat het cholesterol kan afvoeren. ‘LDL vervoert cholesterol van de lever door het lichaam, HDL is een soort stofzuiger en brengt overtollige cholesterol weer terug naar de lever om te worden afgebroken’ aldus legt de Nederlandse Vereniging voor Cardiologie in de handige en overzichtelijke Hartwijzer.nl uit.

 

Is het LDL-cholesterolgehalte in het bloed te hoog, dan kan het zich gaan afzetten in de binnenwand van slagaders. Dat gebeurt vooral op plaatsen waar de slagaderwand beschadigd en minder glad is. En, logisch: hoe meer van dit ‘slechte’ cholesterol in het bloed, hoe groter de kans op een slagaderziekte.

Tot zover in het kort de functies van ‘goed en slecht’ cholesterol. Maar de wetenschapper die voor het eerst in de medische geschiedenis het bestaan van twee soorten cholesterol beschreef, raakte zelf verstrikt in het verschil tussen goed en slecht. Sterker nog, de Amerikaanse fysicus John William Gofman (1918-2007) bracht de wereld, letterlijk, het gereedschap voor het Kwaad. Althans, in de beginjaren van de tweede wereldoorlog werkte Gofman mee aan het zogeheten ’Manhattan Project’ van de overheden van de VS, Canada en Groot-Brittannië, en deelde er zijn kennis op het gebied van kernsplijting van plutonium-233 en uranium. Uiteindelijk leidde dat tot de ontwikkeling van de eerste atoombommen.

 

Toen Gofman de verschrikkingen zag door het gebruik van zijn kennis, werd hij één van de scherpste tegenstanders van de militaire toepassing van kernenergie. Níet van de vreedzame benutting.

 

Echter als reactie op zijn wetenschappelijke misstap, zette hij vanaf eind jaren vijftig van de vorige eeuw zijn onmiskenbare intellect in ten faveure van de mensheid. In 1950 beschreef hij in het nog altijd bestaande medisch-wetenschappelijke tijdschrift Circulation het bestaan van twee soorten lipoproteïnen (cholesterol) en hoe een teveel van het slechte cholesterol LDL kon leiden tot een hartinfarct. Maar ook: hoe een toename van het goede cholesterol juist hiertegen beschermde.

 

Tal van wetenschappelijke studies, door andere wetenschappers uitgevoerd, zouden het gelijk van Gofman bevestigen en de kennis over de gezichten van cholesterol vergroten tot wat we nu weten. Nieuwste ‘weetje’ is dat een niet optimaal werkende schildklier, zeker als deze te traag functioneert, het cholesterolniveau in het bloed kan opstuwen.

 

Gofman werd één van de scherpste tegenstanders van de militaire toepassing van kernenergie, níet van de vreedzame benutting

Marco Eversdijk: Ik word honderd!

Marco Eversdijk: Ik word honderd!

 

Wekelijks volleyballen, als grensrechter elke zondag het hele voetbalveld afrennen en hardloopwedstrijden van respectievelijk vijf en tien kilometer voor verschillende goede doelen lopen. Maar ook vrijwillig websites bouwen voor beginnende bedrijven met als enige eis; een vergoeding aan KiKa (Kinderen Kankervrij). Daarnaast sponsors zoeken voor kinderen in Afrikaanse sloppenwijken, burgerhulpverlener zijn en niet te vergeten een fulltime baan. Onmogelijk voor een hartpatiënt? Niets is minder waar, Marco Eversdijk bewijst het tegendeel.

 

De vijftigjarige Bredanaar laat zich door niets of niemand kisten én al helemaal niet door zijn beperkt, functionerende hart. Na een hartinfarct op 43-jarige leeftijd en een overgehouden pompfunctie van vijfendertig procent, leeft hij het leven als nooit tevoren: ‘Je kan zeggen; ik heb nog máár vijfendertig procent, maar ik zeg; ik heb nóg vijfendertig procent. Mij zal je niet horen roepen dat ik iets niet kan. In plaats daarvan zeg ik juist, dit kan ik wel. Naar mijn mening hoor je te kijken naar dingen die wel tot je mogelijkheden behoren. Dat wil niet zeggen dat mensen met dezelfde pompfunctie als ik hetzelfde ervaren, maar blijf in ieder geval positief.’

 

Gevangen in een vakantieland

Zeven jaar terug, tijdens een relaxed, zondags potje voetballen met zijn zoon op het Griekse eiland Kos, sloeg het noodlot toe: ‘Ik kreeg pijn op de borst, hoofdpijn en besloot een verkoelende douche te nemen. Aangezien ik ook kamp met migraine ging ik daarvan uit, maar al snel moest ik ook overgeven. Ik belde gelijk mijn familieleden op. De receptie van het hotel belde een taxi op, omdat een ambulance er schijnbaar langer over doet. Eenmaal daar aangekomen bleek het een eerste hulppost te zijn, in plaats van een ziekenhuis. Ik moest aansluiten in de rij.’

 

Uiteindelijk wordt de ernst van Marco’s situatie ingezien. Hij wordt platgespoten en de volgende dag met een militair vliegtuig, inclusief twee specialisten, al laagvliegend naar een staatsziekenhuis in Athene vervoerd. De ANWB brengt hem over naar een privékliniek. Nadat er inmiddels twee dagen zijn verstreken, wordt hij tenslotte behandeld: ‘Ik ben onsuccesvol gedotterd, maar gelukkig is het gelukt om met een stent mijn ader weer open te krijgen.’ Het achtenveertig uur dichtzitten van Marco’s kransslagader heeft de nodige gevolgen. Een groot stuk is afgestorven en hij houdt een pompfunctie van vijfendertig procent over. Uiteindelijk vliegt Marco na twee weken met zijn gezinsleden terug naar Nederland.

Het besef van het hartpatiënt zijn, heeft Marco vrij snel: ‘Mijn beide ouders zijn rond hun vijftigste overleden aan een hartinfarct. Doordat ik dat heb meegemaakt, kijk je er iets anders tegenaan. Klachten had ik voor het infarct al  en daarmee ben ik naar de huisarts geweest. Helaas zag hij mijn klachten niet als hartklachten. Vandaag de dag heb ik nog steeds dezelfde huisarts. Tussen neus en lippen door hebben wij over het infarct gesproken. Hij heeft een foutje gemaakt en dat is niet makkelijk. Vanzelfsprekend was ik eerst boos, maar nu kijk ik er anders tegenaan.’

 

‘Wanneer kan ik weer beginnen?’

Eenmaal thuis weet Marco het zeker: ‘Ik pak mijn leven op!’ En dat doet Marco zeker. Hij belt zijn baas en vraagt om zijn laptop. Ruim twee maanden later werkt hij alweer op fulltime basis: ‘Op een gegeven moment vroeg mijn arbo-arts wanneer ik dacht weer te kunnen beginnen. Ondertussen was ik alweer veertig uur aan het werk. Vanzelfsprekend heb ik ook terugvallen gehad, maar ik heb altijd voor ogen gehouden dat een terugval kan voorkomen. Juist dan moet je verder gaan en doorgaan met opbouwen.’

 

Nog voor het revalidatieproces, begint hij weer met hetgeen wat hij graag doet; stijldansen. Maar het topklasse niveau waarop Marco samen met zijn vrouw danste, is niet meer haalbaar. Al snel vindt hij een nieuwe uitdaging. Sporten met lotgenoten bij een speciale sportclub voor hartpatiënten. Alsof dat niet genoeg is, begint Marco op eigen houtje met hardlopen. Zijn doel? Vijf kilometer voltooien op de Singelloop Breda en daarmee een bedrag ophalen voor een goed doel. Zo gezegd, zo gedaan: ‘Ik heb ook heus wel eens dat ik denk: ‘Waar ben ik mee bezig?’ Maar ik blijf doorgaan. Elke keer dat ik hardloop, vind ik dat al een prestatie op zich.’

 

Een prestatie is het zeker. Marco rent de vijf kilometer in 26,53 minuten en eindigt als 608-ste van de 2843 deelnemers. Angst heeft hij niet: ‘Ik ben totaal niet bang. Mijn telefoon draag ik bij me, zolang ik bij kennis blijf, kan ik in geval van nood bellen. En als ik neerval, dan val ik maar neer. Ik laat mijzelf niet bang maken omdat ik hartpatiënt ben, want dan heb ik geen leven meer.’ Een tussentijdse knieoperatie stond hem zelfs ook niet in de weg: ‘Met de hulp van mijn fysiotherapeut ben ik er weer bovenop gekomen.’

 

Een duidelijk doel voor ogen

Maar de levensgenieter gaat door. Hij traint nu voor de tien kilometer en een nieuw goed doel. Hierna wil hij dit voortzetten. Fascinerend is dat Marco vanaf zijn veertiende heeft gerookt en zelfs een hartinfarct kon hem in eerste instantie niet op andere gedachten brengen: ‘Een jaar of drie na mijn infarct ben ik gestopt, omdat ik last kreeg van beginnende COPD. Vanaf mijn veertiende rookte ik zo’n veertig sigaretten per dag. Na mijn ontslag uit het ziekenhuis in Athene ging met de eerste stap naar buiten, ook de eerste peuk naar binnen.’

 

Met het gedag zeggen van de sigaretten, is Marco weer een stap dichterbij zijn levensdoel: ‘Ik wil zoveel mogelijk mensen helpen. Als ik iets doe, dan moet het een doel hebben. Dat is ook het geval met het hardlopen. Na mijn infarct heb ik een EHBO cursus doorlopen en het diploma behaald. Hierbij heb ik ook geleerd te reanimeren. Ik heb mij aangesloten bij Hartslagnu. Hierdoor ben ik burgerhulpverlener en in geval van nood oproepbaar om mensen te reanimeren. Tot nu toe heb ik twee mensen gereanimeerd.’

 

Waar Marco de kracht vandaan haalt om zoveel te doen? Hij leeft en dat wil hij ten volste benutten: ‘Geestelijk en lichamelijk is het hartpatiënt zijn, soms belastend. Mijn concentratievermogen is minder goed en conditioneel ben ik erop achteruit gegaan. Beperkt voel ik mij zeker niet, het duurt alleen wat langer voordat mijn lichaam is hersteld na inspanning. Af en toe heb ik wel eens klachten, maar dat zakt weer weg. Ik verg veel van mijn lichaam, laten we eerlijk zijn. Maar zolang ik mij er goed bij voel, is het geen probleem. Ik doe niet onder voor een gezond persoon.’

Duurrecord bij pionier-pacemaker


Duurrecord bij pionier-pacemaker

 

Maar liefst 44 jaar leefde de Zweedse ingenieur Arne H.W. Larsson (Skultuna, mei 1915) met een pacemaker. En niet zomaar een… In zijn lichaam bevond zich enige jaren de tweede pacemaker die ooit bij een mens was geplaatst. Het stuk technisch vernuft was bepaald niet klein, het had de grootte en dikte van een ijshockey-puck.

 

Larsson, die door dit ‘duurrecord’ bijna nog beroemder werd dan zijn behandelend chirurg, professor Åke Senning, kreeg de pacemaker op 8 oktober 1958 na zeer ernstige hartklachten, veroorzaakt door een virusinfectie.

 

De bijzondere patiënt leed aan het ‘Adams-Stokes-syndroom’ en kampte daardoor met terugkerende en even plotselinge als kortdurende aanvallen van bewusteloosheid, veroorzaakt door geleidingsproblemen in de hartprikkeling. Zijn hartslag was daardoor gedaald naar hooguit 26 slagen per minuut.

 

In de laatste dagen van 2001 (28 december) stierf Larsson op 86-jarige leeftijd na een vrij lang ziekbed, thuis in  Nacka nabij Stockholm waar hij tientallen jaren woonde. Niet aan de gevolgen van pacemakerfalen of ouderdom, maar huidkanker (melanoom) werd hem uiteindelijk fataal. Twee jaar eerder was zijn hartredder al overleden.

Toch was Larsson uiteindelijk de beste denkbare reclame die de pacemakerindustrie zich had kunnen wensen. Zij het, dat hij gedurende zijn ‘gezonde jaren’ 26 keer een nieuwe pacemaker kreeg. Hij bleef er vrolijk onder, getuige zijn uitspraak: ‘Ze worden kleiner en kleiner…’

 

Zelfs de New York Times stond uitvoerig stil bij Larssons dood en memoreerde dat zijn laatste biljoen hartslagen onder kunstmatige controle stonden van zijn uiteenlopende pacemakers…

 

Ook de historisch-allereerste pacemaker was bij Arno Larsson geplaatst. Doch het ding hield het niet langer dan drie uur (volgens andere bronnen: vijf tot acht uur) vol. Onmiddellijk gebruikte het chirurgisch team van het Karolinska Hospital, onder leiding van Senning, de tweede pacemaker, het enige reserve-apparaat dat beschikbaar was. Eveneens van ontwerper Rune Elmqvist, een Zweedse fysicus van de toenmalige Elema-Schonander electronics company, dat later werd omgevormd tot het bedrijf St. Jude Medical.

 

Op het moment van Larssons overlijden waren er wereldwijd inmiddels ruim drie miljoen pacemaker-dragers.

 

Elk jaar komen er een half miljoen bij. De pacemakers van nu – er zijn vele tientallen uitvoeringen in omloop – zijn amper groter dan een flink muntstuk. Ze bevatten een half miljoen transistors, terwijl de toenmalige ontwerpen van Elmqvist slechts twee kristalversterkers hadden.

De hoge leeftijd die Arne Larsson door zijn pacemakers bereikte, is momenteel geen uitzondering meer. Er zijn talrijke honderdjarigen bekend die prima leven dankzij hun ‘hartprikkelaar’.

 

Aanvankelijk werden pacemakers gebruikt om een te traag hartritme (bradycardie) te corrigeren. Tegenwoordig worden ze ook geïmplanteerd vanwege een te hoog hartritme, een zogeheten ‘tachycardie’, of bij patiënten met een risico op een acute hartstilstand of met hartfalen.

In Nederland werden de allereerste inwendige pacemakers vanaf 1962 geplaatst. De Groningse arts dr. Bert Thalen, expert op het gebied van hartritmestoornissen, en zijn Leidse collega Frans Rodrigo hadden daarin een doorslaggevend aandeel in de ontwikkeling ervan. De officieel allereerste implantatie van een inwendig pacemakersysteem werd evenwel verricht door de Leidse hartchirurg prof. dr. G. Brom bij een mannelijke patiënt met dezelfde aandoening als Arne Larsson.