default-header
HomeNieuwsZorgwekkend dat de industrie de onderzoeksmarkt domineert

Zorgwekkend dat de industrie de onderzoeksmarkt domineert

AandoeningBehandeling

maandag 7 augustus 2023, door Hartpatiënten Nederland

Dr. Peyman Sardari Nia is cardiothoracaal chirurg in het Maastricht UMC (MUMC+) en in HPNLmagazine houdt hij de lezers op de hoogte van de interessante onderwerpen binnen de hartchirurgie. Dit keer vertelt hij over het belang van onderzoek en de uitdagingen die daarbij komen kijken.

“Wetenschappelijk onderzoek is van groot belang om hart- en vaatziekten in de toekomst nóg beter te kunnen behandelen. Dat onderzoek wordt over het algemeen onderverdeeld in drie vormen”, legt Sardari Nia uit. “Fundamenteel onderzoek heeft als doel: achterhalen wat de achterliggende mechanismes zijn van bepaalde cardiovasculaire aandoeningen. Op basis van die nieuwe inzichten kun je uiteindelijk nieuwe behandelingen ontwikkelen. Klinisch onderzoek houdt in dat een nieuwe behandeling – bijvoorbeeld een medicijn of operatietechniek – wordt vergeleken met de standaard behandeling. Dan is er nog translationeel onderzoek: de vorm waar ik me voornamelijk mee bezighoud. Hierbij wordt gebruikgemaakt van inzichten en vooruitgang van andere vakgebieden, dus buiten de geneeskunde. Denk bijvoorbeeld aan het gebruik van Chat GPT en AI (artificiële intelligentie).”

Het grootste deel van het cardiovasculair onderzoek wordt gedaan door beschouwende disciplines, zoals de cardiologie. “Hartchirurgie is een heel technisch vakgebied”, legt Sardari Nia uit. “We doen ingrepen die uit veel verschillende handelingen bestaan. De resultaten zijn daardoor erg afhankelijk van de chirurg die de ingreep uitvoert en de onderlinge verschillen tussen patiënten. De patiënt is erbij gebaat dat we die verschillen verkleinen, zodat iedereen altijd de beste zorg krijgt. Om dat te bereiken, richt ik me op het gebruik van nieuwe technologieën zoals 3D-reconstructies, hologrammen, algoritmes en simulaties. Zo kunnen we chirurgen steeds beter opleiden, operaties steeds beter voorbereiden en steeds preciezer uitvoeren. Om dit proces te verbeteren, is uiteraard gedegen onderzoek nodig.”

Volgens Sardari Nia is er wat dat betreft de laatste jaren een probleem ontstaan. “Onderzoek naar een nieuwe techniek wordt meestal geïnitieerd door een arts, ziekenhuis of universiteit, maar het wordt voornamelijk uitgevoerd door de industrie. De fabrikant van een bepaalde device wil graag aantonen dat de nieuwe methode – indirect dus hun product – beter is dan de bestaande methode. Hiervoor zijn ze bereid veel sponsorgeld te steken in het onderzoek. Je kunt je echter voorstellen dat als een fabrikant miljoenen euro’s investeert in onderzoek, zij ook willen dat de uitkomst goed is. Dit betekent niet dat het onderzoek slecht is. Integendeel: de onderzoeksprocessen worden goed bewaakt: verschillende onafhankelijk instanties zien erop toe dat alles via het boekje verloopt. Het is daarentegen wel mogelijk om een onderzoek zo op te
zetten dat het resultaat in de gewenste richting leidt. Vaak wordt er bij zo’n gesponsord onderzoek bijvoorbeeld gekeken naar korte termijnresultaten: een klepoperatie via de lies heeft bijvoorbeeld na één jaar even goede resultaten als de traditionele methode, maar is dat na tien jaar ook nog het geval? Voor de industrie is zo’n lange termijnonderzoek minder lucratief: ze willen liever snel resultaat.”

Volgens Sardari Nia is het binnen de hartchirurgie moeilijker om onafhankelijk onderzoek te realiseren. “Om als chirurg een onderzoek op te zetten zónder gebruik te maken van sponsorgeld van de industrie, heb ik geld nodig van de overheid en/of subsidie instanties, zoals de Hartstichting, NWO en ZonMw. Of hoger: op Europees niveau. Omdat veel artsen deze subsidies willen, is er een grote onderlinge concurrentiestrijd gaande. Het schrijven van een subsidieaanvraag is nu bijna een vak op zichzelf geworden: er zijn zelfs bedrijven die zich hebben gespecialiseerd daarin. Oftewel: rondom de subsidies is een hele nieuwe industrie ontstaan. Tijd vrijmaken voor het schrijven van zo’n aanvraag is voor een chirurg extra lastig, omdat wij – in tegenstelling tot bijvoorbeeld een arts-onderzoeker vrijwel dag en nacht aan het opereren zijn. Een ander probleem is dat in de commissies die beslissen over wie de subsidies krijgen, hartchirurgen ondervertegenwoordigd zijn. Daardoor is de kans dat de groep feeling heeft met ons onderwerp, veel kleiner. En, doordat het vaak binnen de industrie wél heel makkelijk is om geld los te krijgen voor onderzoek, zullen de commissies ook eerder zeggen: ‘Dit onderzoek kun je ook zonder subsidie financieren’. Daar hebben ze inderdaad gelijk in, maar het resultaat is dat een onderzoek naar een device of ander technisch product zelden wordt geïnitieerd vanuit artsen. Terwijl dit translationele onderzoek wel essentieel is voor de ontwikkeling van de hartchirurgie.”

Deze ontwikkeling baart Sardari Nia zorgen, zegt hij. “Nogmaals: de kwaliteit van de onderzoeken is niet slecht, maar het is zorgwekkend dat de industrie de onderzoeksmarkt binnen de cardiovasculaire interventies domineert. Zo’n monopolie is niet goed voor ons vakgebied en uiteindelijk ook niet voor de patiënt.”

Een oplossing heeft hij nog niet. “Ik denk dat er bij de instanties die de subsidies verstrekken een betere vertegenwoordiging van hartchirurgen moet komen. Ook zou het goed zijn als er een soort hartchirurgiefonds wordt opgezet, waarbij via crowdfunding onderzoeksgeld wordt opgehaald.”

Tekst: Marion van Es
Beeld: Léon Geraedts

Opzoek naar lotgenotencontact? Check ons forum of onze besloten FB-groep.

Dit artikel verscheen eerder in het HPNLmagazine.


Geef een reactie