Ziekenkost

Wie ooit, zoals ik, het ongeluk heeft gehad enige tijd in een ziekenhuis door te moeten brengen, is al snel uitgekeken op het voedsel dat hem of haar daar wordt voorgezet. Misschien dat niet iedereen er zo goed op let wat er op zijn bord ligt, maar ik heb dus het ongeluk bij het ongeluk dat ik mijn kritische inslag niet kan uitschakelen, hoe ongelukkig ik me ook voel. Wie mij kent, weet dat ik zoiets nooit op me laat drukken zonder te proberen er iets aan te doen. Nog op mijn ziekbed schreef ik al felle kritiek op het eten, daarin gesterkt door het verzorgende personeel dat het helemaal met me eens was. De andere patiënten waren daar verdeeld over en sommigen waren zelfs dankbaar voor de prak die ze voorgeschoteld kregen. Het zal bij hen thuis niet veel beter zijn geweest – of hun hoofd stond niet naar kritiek.

Zodra ik weer enigszins op mijn benen stond, heb ik uitvoerig onderzoek gedaan naar de oorzaak van die falende gastronomie. Begrijpelijk is dat ze menen te moeten proberen niet te veel kosten te maken. Vroeger stonden ze zelf te koken in de gigantische keukens, nu wordt het leeuwendeel ingekocht bij kookfabrieken, die volgens een onwrikbaar schema, eens per kwartaal vastgesteld, plastic bakken met voorgekookt, koud eten aanvoeren. Merkwaardig genoeg leidde dat niet tot een vermindering van het aantal aanwezige koks en kokshulpen.

De kwaliteit van het aangevoerde was matig, maar niet zo walgelijk slecht als het werd opgediend. Dat lag aan de zgn. regeneratie, het opwarmen, een proces dat uren duurt in de verrijdbare ovens die naar de afdelingen worden gereden. Pasta wordt zompig, rijst droogt uit, groente wordt te gaar en baksels worden taai.

Er was een ziekenhuis waar ze het anders aanpakten: het Catharina ziekenhuis in Eindhoven. Daar kocht de kok goed, vers voedsel in, bereidde dat naar de regels der kunst, maar wel ruwweg het dubbele van wat nodig was. Het overschot werd verkocht aan derden, verzorgingstehuizen en zelfs Horeca, want het was van uitmuntende kwaliteit. Zo maakten ze zelfs een bescheiden winst. Tot er een nieuwe directie in het ziekenhuis kwam. Omdat de financiering weliswaar positief was, maar voor de ambtelijk ingestelde directie te onoverzichtelijk en onbegrijpelijk, werd deze inspirerende en geïnspireerde kok aan de kant gezet en werd voortaan het eten uit de fabriek aangevoerd. Zo kon de directie tenminste op ouderwetse manier kosten en baten berekenen. Dat daarbij de patiënten het kind van de rekening werden – om nog maar te zwijgen van de ontslagen kok – telde niet mee.

Het ziekenhuis waar ik zelf in lag had op een gegeven moment als motto: ‘wie goed eet wordt snel weer beter…’ Dat bleek daar een loze leus: alles goed en wel, maar het moet wel simpel blijven. Liever slecht eten dan avontuurlijke koks, zelfs al leveren die per slot van rekening nog geld op ook, naast zich beter voelende patiënten, wat ook prijzenswaardig is.

Ik heb de hoop allang opgegeven. Liever niet naar het ziekenhuis, toch?

Column door: Johannes van Dam †

Medicinaal

Het begon allemaal best wel vrolijk. Met het woord ‘snevel’, dat in het dialect van mijn woonplaats Tilburg, al sinds mensenheugenis gebruikt wordt voor ‘jenever’. Ik las het in een oude cartoon waarop een nog ouder heerschap zijn gezondheidstoestand als volgt samenvat: ‘Vroeger zag ik blauw van de snevel, tegenwoordig van de medicijnen.’ Een cynische maar toch ook wel vrolijke manier om te zeggen dat je er in de loop der jaren niet echt op vooruit bent gegaan. Ik sloeg er enige dialectwoordenboeken op na en merkte hoezeer ‘snevel’ ooit ingeburgerd was: snevelneus voor een dronkelap, dronkemanstaal wordt sneveltaal, en een snevelboer in plaats van een slijter. Stoere uitdrukkingen als ‘Ik heb liever slechte snevel dan goed werk’. En omdat Tilburg ook een zeer katholieke stad was, werd jenever ‘gedoopt’, verdund met water. Je kon er ook naar snevel stinken als een frater naar de snuiftabak.

 

Maar woordenboeken vertellen nooit het hele verhaal. De andere helft las ik in een studie over het volksleven in het Tilburg van voor de oorlog. Dan zijn er plotseling andere woorden. ‘Halfafschaffers’ streefden ernaar om ten minste in de fabriek geen alcohol te drinken. Kroegen zonder vergunning hadden in achterkamertjes een ‘foezelmand’, waarin de kruiken verstopt werden. Het omzeilen van ons rookverbod verbleekt bij de vindingrijkheid van het clandestiene snevelcircuit. Illegaal gestookte jenever werd gesmokkeld in varkensblazen. Dan valt ook het woord ‘methylalcohol’, een chemisch bijproduct als de jenever onzorgvuldig gestookt werd. Tegenwoordig heet het methanol. Als je geluk had met je foezel, werd je er alleen maar blind van.

 

En toch begreep ik die snevelneuzen van vroeger beter dan de comazuipers van nu. Twaalfurige werkdag, zesdaagse werkweek, beroerd loon, grote katholieke gezinnen. Dan snap ik de vermoeide ‘proever’, die bij wijze van toost tegen zijn borrel zegt: ‘Kom aan m’n hart, want je ruikt naar snevel’. En zelfs de ‘pierenverneuker’, het eerste borreltje van de dag, ingenomen op nuchtere maag. Als een soort medicijn tegen dat chronisch ongemak dat ‘werkelijkheid’ heet.

Column door: Ed Schilders

De zomer en het Hart

De zomer is een goed moment om weer eens stil te staan bij het hart. Voor de Chinezen hoort de zomer bij het element Vuur. Vuur is het meest Yang van alle vijf elementen. Het staat voor groei, is naar buiten gericht, brengt de natuur in volle bloei, wat een explosie van kleur en activiteit geeft.

Het Hart volgens de Chinese geneeskunst

In het lichaam wordt het element Vuur vertegenwoordigd door het Hart (Xin).

Er wordt onderscheid gemaakt tussen het meer mentale aspect (Xin) en het fysieke aspect (XinZhu) van het hart.

Het fysieke Hart (XinZhu) zorgt voor de circulatie van Qi (levensenergie) en Bloed.

Hoewel XinZhu letterlijk ‘Meester van het hart’  betekent, is zijn functie ondergeschikt aan Xin, die beschouwd wordt als de Keizer, de bestuurder van al onze functies.

Het mentale Hart (Xin) huisvest de Shen, het hogere bewustzijn, maar kan dit alleen als het zelf rustig is. Als men een onrustig hart heeft, kan de Shen er niet in verblijven.

Verder staat het hart in directe verbinding met de Dao, het universele bewustzijn. Net zoals de Keizer in het oude China de aarde bestuurde dankzij zijn directe contact met de hemel.

Shen

Shen wordt omschreven als de meest subtiele menselijke energie, wat subtiel en onzichtbaar is, maar alles bestuurt. Datgene dat alles in het lichaam tot leven wekt.

Het zorgt voor een helder bewustzijn, respectvolle communicatie, zowel innerlijk als met anderen en zorgt voor de uitstraling. Het bepaalt de levendigheid en activiteit op lichamelijk, mentaal en spiritueel gebied, zorgt ervoor dat mensen het juiste doen op de juiste plaats en op het juiste moment.

Verzwakte energie

Als de hartenergie verzwakt is, leidt dat in eerste instantie tot verzwakking van de Shen, met als klachten: opgewonden en nerveus gedrag, verwardheid, concentratiestoornissen, angsten (examenvrees, angst in grote groepen, spreekangst) en gebrek aan levenslust.

In tweede instantie kunnen fysieke klachten optreden, zoals slaapstoornissen, hartkloppingen of circulatiestoornissen.

Verzwakking van de hartenergie kan ontstaan door uitputting door extreme vreugde, zoals langdurig feesten, maar ook door langdurig verdriet, te weinig houden van onszelf of anderen, wraakgevoelens en dergelijke.

Men kan de hartenergie zelf verbeteren door voldoende rust te nemen en door meditatie. Want alleen in een rustig hart kan de Shen wonen. Verder respectvol zijn naar jezelf en anderen en je niet laten meeslepen in negativiteit van anderen.

Laat je leiden door vertrouwen en niet door angst.

Veel succes!

Column door: Jan Chin

Dit maakt de zorg duur

De website Maastricht Dichtbij publiceerde onlangs een bericht over de vorstelijke salarissen van drie bestuurders van het academisch ziekenhuis in Maastricht. Vroeger heette dat kortweg het azM, maar dat mag je tegenwoordig niet meer zeggen, schijnt het. Nu gaat het hospitaal gebukt onder de afkorting MUMC, volledig uitgeschreven betekent dat zoiets als Maastricht University Medical Center. Of Maastrichts Universitair Medisch Centrum, kan ook. Voor mij blijft het gewoon azM.

Welnu. Het azM is werkgever van drie heren die samen op jaarbasis met een slordige miljoen euro naar huis gaan. De dienstauto wordt ook door het azM betaald en kost de samenleving voor elk van de fors gepamperde heren pakweg zo’n 70.000 euro.

Het staat allemaal gewoon in het Jaaroverzicht van het azM: Guy Peeters, Lou Brans Brabant en Harm Jan Driessen incasseren gezamenlijk 916,149 euro aan salarissen per jaar, vat Maastricht Dichtbij samen.

Topper is Guy Peeters, voorzitter van de raad van bestuur met 332.824 euro per jaar en een auto van 72.428 euro. Dat is ver boven de Balkenendenorm. Hij verdient anders gezegd meer dan onze minister-president.  Er zijn in het azM volgens het jaarverslag twee specialisten in het ziekenhuis die nog meer verdienen dan Guy: zij slepen volgens Maastricht Dichtbij 379.308 euro en 344.097 euro in de wacht. Welke specialisten zoveel geld in hun beurs proppen, staat niet in het jaarverslag.

Saillant detail: het azM heeft net een grote bezuinigingsronde achter de rug. Daarbij moest het ziekenhuis in twee jaar tijd dertig miljoen besparen.

Ik weet niet hoe dat zit in andere academische ziekenhuizen. Maar ik betwijfel of het daar veel anders is, temeer omdat het azM maar een kleintje onder de grote broeders is.

Verderop in deze Hartbrug- Magazine is te lezen dat huisartsen niet in de eerste plaats voor het (grote) geld gaan, maar een hart hebben voor hun patiënt. Zij willen vooral het goede doen. Het geld komt op de tweede plaats. In de topsegmenten van academische ziekenhuizen wordt daarover blijkbaar anders gedacht. Daar wordt zo lijkt het allereerst de vraag gesteld: ‘Wat schuift dat?’ In een tijd waarin bijna iedereen getroffen is door de financiële en economische crisis is dit dubbel schrijnend. Geld dat bestuurders in ziekenhuizen verdienen, wordt immers door ons allemaal opgebracht. Het kan toch niet zo zijn, dat een handjevol bobo’s karrenvrachten geld uit de gezamenlijke pot scheppen, waar anderen wegbezuinigd worden omdat er te weinig geld over is?

Column door: Henri Haenen

Neurogastronomie

De naam Gordon M. Shepard zal u niet veel zeggen; hij is hoogleraar neurobiologie bij Yale en was hoofdredacteur van het gezaghebbende Journal of Neuroscience. Niet van de straat dus.

Zijn nieuwste boek, Neurogastronomy (Columbia University Press, ISBN 9780231159104, € 24,95), maakt heel wat duidelijk waar tot nu toe vooral wolligheid en vaagheid over bestond. Hij heeft het over flavor, maar ik wacht me er wel voor dat een-op-een als smaak te vertalen. Ook aroma (Van Dale) is niet adequaat. Flavor is, bij Shepard, de gewaarwording van de smaak + geur. Niet de eigenschap van een product; die bevat geen ‘smaak’, maar wel moleculen die onze hersenen de indicatie geven om te proeven. Smaak, flavor, is iets wat in de hersenen ontstaat. En dat is nu precies het onderwerp van zijn studie.

Over de techniek van het proeven maakt hij bijvoorbeeld duidelijk dat de gewaarwording niet ontstaat bij het opeten en opsnuiven van iets met smaakmoleculen, maar bij het zgn. retronasale ruiken, dus als de moleculen onze neus weer passeren bij het uitademen. (Mijn geleerde broer, Frits van Dam, ontwikkelde ooit een techniek om die weg te bevorderen bij mensen die door bv. keelkanker ‘niets meer konden proeven’.)

Langs die weg domineert de geur  de smaak – zoals u weet zijn dat alleen zoet, zout, zuur, bitter en umami. Het complete plaatje noemen we flavor. Het opdoen van smaak/geur ervaringen doet een ruimtelijk patroon in onze hersenen ontstaan die we onderling kunnen onderscheiden. Omdat onze hersenen in verhouding groter en complexer zijn dan die van andere dieren, zijn we in staat een grote variëteit aan smaken en geuren te onderscheiden wat Shepard ons unieke menselijke brain flavor systeem noemt.

Neurogastronomy werpt licht op alle aspecten van het leven waar dit systeem op van invloed is, en dat zijn er heel wat meer dan u denkt, van fijnproeverij, voorkeuren en verslavingen tot obesiteit.

Hoe we ons eeuwen hebben laten misleiden door valse aannames (zoiets als de onzin van specifieke smaakgebieden op de tong) wordt duidelijk door een hoofdstuk met een onthullend proefje dat je zelf kunt doen.

Knijp uw neus dicht en leg iets uitgesproken eetbaars op uw tong: een suikerklontje, een stukje fruit, wat u maar wilt. Zo lang u uw neus dicht houdt, ervaart u de vier genoemde basissmaken, verder absoluut niets. Maar laat uw neus los en de complete ‘flavor’ overvalt u. Dat is retronasale activiteit. Shepard onderscheidt dus smaak (op de tong alleen), geur (bij opsnuiven van geurmoleculen) en flavor, de combinatie, samen met de tactiele gewaarwording (wat sommigen het mondgevoel noemen) bij retronasale activiteit.

Neurogastronomy is geen eenvoudig boek, maar iedereen met een meer dan gewone belangstelling voor wat gastronomie behelst – en zeker als je je realiseert dat proeven rechtstreeks te maken heeft met onze gezondheid, kan er iets aan hebben.

Column door: Johannes van Dam †

Yin, Yang en de kunst van het niet-oordelen

300 jaar voor Christus ontstond in China het concept van Yin en Yang. De Daoisten hebben getracht alle veranderingen in het leven te verklaren via de interactie tussen deze krachten. Dit is beschreven in de Yi Jing (I Tjing),  ‘het Boek der Veranderingen’, tegenwoordig meer gebruikt als orakelboek.

Het idee ontstond door het observeren van de zonneschijn op de berg.

Yang is de zonzijde van de berg, Yin de schaduwzijde. Daarbij kwamen aanvullende betekenissen voor zowel Yin als Yang.

Yin staat onder andere voor donker, koud, de nacht, vrouwelijk , naar binnen gericht en rust.

Yang vertegenwoordigt onder meer licht, warmte, de dag, het mannelijke, naar buiten gericht zijn en activiteit.

In het westen worden Yin en Yang vaak gezien als tegengestelden. De Daoisten zagen dat anders.

----

Als lid van Hartpatiënten Nederland heeft u onbeperkte toegang tot alle Premium-artikelen op hartpatienten.nl. Het enige wat u hiervoor hoeft te doen is inloggen op uw profiel. Het zijn artikelen waar we trots op zijn en die we graag met u als trouwe lezer delen.

Kunsthart

Hoe tover je uit een boek, elk boek, een hart tevoorschijn? Ik denk dat ik die vraag lang geleden gelezen heb in een tijdschrift voor de Roomse jeugd. Daarin stond meestal wel een pagina met zulke trucjes, waarvoor je hooguit een garenklosje of een wc-rolletje nodig had. Ik moest aan die vraag denken toen ik onlangs op een website in de rubriek boekenplaatjes zo’n pop up hart zag. Het antwoord is: sla een boek open en buig beide paginaranden naar binnen, de rug in. Zie daar: een perfecte hartvorm.

Op diezelfde website zag ik ook een foto van wat waarschijnlijk het ultieme hartvormige boek is: het adembenemend mooie liedboek dat bisschop Jean de Montchenu rond 1474 liet vervaardigen. Het bevat Franse en Italiaanse liefdesliederen, is helemaal met de hand geschreven – ook de muzieknotatie – en zeer rijkelijk voorzien van illuminaties. Maar wat het werkelijk bijzonder maakt, is dat omslag en bladen de vorm van een hart hebben. Als je het openslaat, lees en zing je dus in twee aan elkaar grenzende harten (zie de afbeeldingen op internet). Als in de tekst het woord ‘hart’ voorkomt, is dat niet geschreven, maar staat er een ikoontje. Zeg maar de middeleeuwse voorloper van de ‘I ♥…’ stickers die wij kennen. Het unieke exemplaar was ooit eigendom van de bankier De Rothschild, en het bevindt zich tegenwoordig in de Nationale Bibliotheek van Frankrijk.

Even had ik een beetje hoop. Er is een facsimile van dit liedboek uitgegeven, inclusief de boekband van hele zachte stof. Maar hoe ik ook het internet afstruin, voor minder dan 3480 euro is het niet te koop. Dat vergoedt mijn boekenkostenverzekeraar niet, vrees ik. Gelukkig maar dat er in elk boek een hartvorm schuilt. Ik ken er nog een. Benodigd: een boek, een bril met liefst ronde glazen, een leeslamp. Sla het boek open. Zet de bril met een van de glazen op de opbollende snede van de rug. Doe de leeslamp aan. Zie daar: de schaduw van een hart.

Column door: Ed Schilders 

Als dokters niet door één deur kunnen…

Optimale veiligheid is een wankel evenwicht. Zeker in de gezondheidszorg. Eén verkeerde medicijndosering, een onjuist afgesteld infuus, een wankele beddenspijl, en de ramp is soms niet te overzien.

Een dokter die de vorige avond flinke onenigheid met zijn vrouw heeft gehad en ’s ochtends vroeg na een slechte nacht met een zinderend humeur in de operatiekamer verschijnt… waar ú juist op tafel ligt, klaar voor de ingreep. Bij dergelijke gedachten moet je niet teveel stilstaan.

Of botsende dokters. Met ego’s die niet door één deur kunnen. De Fransen hebben er een helaas veel gebruikte uitdrukking voor: Incompatibilité des humeurs, onverenigbaarheid van karakters. Ook dat is risicovol voor de veiligheid van patiënten.

In het Maasziekenhuis Pantein in Boxmeer speelt al enige tijd een fors arbeidsconflict met twee artsen. Begin april zette de ziekenhuisleiding beide chirurgen op non-actief, naar verluid als gevolg van ernstige samenwerkingsproblemen met andere vakgroepen. Met relatief succes vocht het tweetal de schorsing aan bij het Scheidsgerecht Gezondheidszorg.

Inderdaad relatief, want hoewel zij binnen vijf dagen weer aan het werk mochten van de ‘arbiter’, werden ze na enkele dagen arbeidshervatting opnieuw geschorst.

Vraag blijft wie in deze tragikomedie de verliezer is?
In min of meer vergelijkbare kwesties, waarvan er in de voorbije jaren in Nederlandse ziekenhuizen talrijke zijn gepasseerd, bleek dikwijls de patiënt de klos. Uitgestoten maar terugkerende dokters zetten bij hun rentree de zorg in een hospitaal vaak onder grote spanning. Onrust die niet alleen collega-artsen ervaren, maar ook verpleegkundigen die door dit alles ontregeld kunnen raken.

Want, zoals gezegd: optimale veiligheid in de zorg is een wankel evenwicht.

Het Brabantse ziekenhuis zit behoorlijk in zijn maag met de afgedwongen terugkeer, schrijft het artsenblad Medisch Contact. Het zette de chirurgen tijdelijk aan de kant om weer rust in de tent te krijgen – veelzeggend. De ziekenhuisorganisatie is nu gedwongen energie te steken in het in de lucht houden van zoveel mogelijk ballen. Dat gaat altijd ten koste van íets…

Waar de bron van het geschil ook ligt, wenselijk zijn zo’n terugkeer en vervolgens een herschorsing – bekeken vanuit het belang van patiëntveiligheid – allerminst. Het scheidsgerecht zou daarom de positie van de patiënt nadrukkelijker moeten meewegen bij een terugkeerprocedure van geschorste dokters.

Column door: Jan van Overveld

Hartenvrouw

Ik weet niet hoe het u afgaat, maar als ik ergens pijn heb, heeft mijn vrouw daar meestal een verklaring voor. En wel onmiddellijk. Nog voor ik zelfs maar overwogen heb om naar de dokter te gaan is al ‘duidelijk’ wat er aan de hand is. Fijn, zo’n geruststelling. Dat bespaart dokterskosten en dure medicijnen. Een paracetamolletje doet dan wonderen. En anders probeer het eens met een Ibuprofen of hoe dat spul ook moge heten. Ik houd dat niet zo bij. Mijn vrouw wel. Bij een verklaring hoort immers ook een oplossing, een paardenmiddel. En iemand die daar verstand van heeft. En dat is meestal een vrouw, zolang de huisarts of specialist niet in zicht komt.

Maar soms kan zo’n geruststelling op drijfzand berusten. Uit steeds meer onderzoek blijkt dat vrouwen een handje hebben van het ‘vinden’ van een verklaring voor nare gevoelens. Dat heeft zeker hele goeie kanten. Mama die haar kindje troost en voorhoudt dat het allemaal erg meevalt. Zonder die lieve mama is zo’n kind al gauw in paniek.

Vrouwen werden maar al te vaak geacht de man te voederen en te kleden, maar ook verstand te hebben van pijntjes en kwaaltjes. Ze worden geacht een hoge hoed te hebben waaruit de oplossing tevoorschijn wordt getoverd. Vervolgens waren het de mannen die de hoge hoed maar wát akelig vonden, getuige de talloze heksenverbrandingen de afgelopen eeuwen. Maar dat terzijde.

Als het om hun eigen gezondheid gaat redeneren vrouwen maar al te vaak pijn en symptomen weg. Cardiologe dr. Angela Maas vertelt hierover in dit Hartbrug-Magazine.  Ook een onderzoek van de wetenschappelijke vereniging voor cardiologie eind april wees erop, dat vrouwen te lang wachten met 112 te bellen. De vereniging deed onderzoek naar bijna 3500 patiënten in de regio’s Leeuwarden, Alkmaar en Leiden die tussen 2006 en 2009 een hartaanval kregen. Van de vrouwen die een hartaanval kregen stierf 6 procent binnen een week. Bij de mannen was dat de helft: 3 procent. Vrouwen wachten veel langer dan mannen voor het bellen van de ambulance, blijkt uit dit onderzoek. Het duurt bij vrouwen gemiddeld 3 uur en 12 minuten tussen de eerste pijn en het dotteren in het ziekenhuis. Bij mannen is dat 2 uur en 55 minuten gemiddeld, dus 17 minuten minder. Zeg maar dik een kwartier. Vrouwen redeneren dus een kwartier langer dan mannen pijn op de borst, pijn in linkerarm of kaak en dergelijke weg. Het zal wel maagzuur zijn. Iets verkeerds gegeten misschien. Een spier verrekt. Een verkeerde beweging gemaakt. De overgang. Of het gaat vanzelf wel weer over. De scheidslijn tussen weten en bagatelliseren is dan overschreden. En dat kan fatale gevolgen hebben.

Column door: Henri haenen

Vitamine

U weet het best: als u gevarieerd eet, krijgt u voldoende vitamines en andere voor de gezondheid noodzakelijke bestanddelen binnen. Misschien denkt u dat het natuurlijke gehalte van die bestanddelen in verse producten in de loop der jaren achteruit is gegaan, maar het tegendeel is het geval. Toch is er een miljardenindustrie ontstaan die vitamines en andere preparaten als noodzakelijke voedingssupplementen aan ons opdringt. Voor zover je daar trots op kunt zijn: DSM is de grootste producent daarvan in de wereld, maar ook andere farmaceuten ‘doen het goed’. En dat terwijl we al dat geld volstrekt voor niets in de zakken van die producenten (en de handelaren) laten rollen.

Sterker nog: het gebruik van grote hoeveelheden voedingssupplementen kan schadelijk zijn. We betalen kennelijk graag om ongezond te worden. Voorbeeld: wie rookt kan een tekort aan  Vitamine E en betacaroteen (provitamine A) krijgen. Maar uit onderzoek blijkt dat rokers die die stoffen extra toegediend kregen, een grotere kans hadden om longkanker te krijgen dan een controlegroep.

Hierbij doet zich ook het fenomeen voor dat het kunstmatig aanpassen van het niveau van bepaalde stoffen in het lichaam aan wat als de norm wordt gezien, vaak averechts werkt. Dat hele medische model van standaardwaarden die voor iedereen altijd moeten gelden en waar we dan naar moeten streven, blijkt een fatale misvatting. Dat gaat nog verder dan die vitamines.

Maar om bij die vitamines te blijven: in feite zijn er maar twee die zinnig zijn om toe te voegen, en dan nog in bijzondere gevallen. Dat is om te beginnen vitamine D, waar iedereen voldoende zelf van aanmaakt die dagelijks een kwartier zonlicht ondergaat. Alleen kleine kinderen moeten misschien wat extra krijgen – vandaar vroeger die levertraan – om rachitis (Engelse ziekte) te voorkomen en bejaarden voor hun botten. Regelmatig vette vis (een harinkje) eten is vaak al voldoende. Of artisjokken.

Een andere soms handige toevoeging is foliumzuur (Vitamine B 11). Zwangere vrouwen die er te weinig van hebben, krijgen soms kinderen met open ruggetjes. Maar bij ouderen kan een te ruim gedoseerde toediening van foliumzuur leiden tot snellere groei van darmpoliepen, wat weer tot darmkanker kan leiden. Alle reden dus om algemene foliumzuur toevoegingen te verbieden en het gebruik aan banden te leggen. En toch schrijven de meeste voorlichting sites over medicijngebruik, zoals bij ons bv.  Apotheek.nl: ‘Foliumzuur is een natuurlijke voedingsstof en heeft geen bijwerkingen. U kunt het dus met een gerust hart gebruiken, eventueel jarenlang’.

Dat deze informatie van de industrie komt, maakt duidelijk dat we die sites nooit volledig mogen vertrouwen: ze moeten ons vaak in slaap sussen als het om bijwerkingen gaat en zelfs over de – kennelijk vaak niet bestaande – werkzaamheid van dergelijke producten. En wacht u helemaal voor de reclame die ze maken. Of gelooft u die toch al niet? Heel verstandig!

Column door: Johannes van Dam