default-header
HomeHartverhalenVan wandelkwartier tot spinninguur
Hartverhaal

Van wandelkwartier tot spinninguur

zondag 12 oktober 2008, door h.slagternwl


Op het moment dat ik op 4 oktober 2006 het ziekenhuis inging lukte het niet mijn tuinpad van 15 meter in een keer af te lopen; halverwege moest ik even stilstaan om op adem te komen. Na de ontdekking dat ik vijf maanden eerder een zwaar infarct had gehad knapte ik in het Martini-ziekenhuis snel op. Hiermee bedoel ik dat ik na een dag of drie de gang van de hartafdeling zonder kortademigheid heel langzaam op en neer kon lopen. Dat deed ik in ieder geval twee keer per dag. Na ongeveer een week werd ik verlost van het mobiele bewakingskastje, zodat ik me ook wat verder kon bewegen, het ziekenhuis door. Naar de stilteruimte bijvoorbeeld, en nu kon ik bezoek naar de uitgang brengen. Dat ik ook de trap tussen twee verdiepingen uitprobeerde als ik alleen was vond een van de verplegers toch niet zo’n goed idee. Okay, dan deed ik dat niet weer.
 
Na zestien dagen ziekenhuis kreeg ik het advies rustig aan te doen, de tuin niet te spitten en niet te stofzuigen. Het was duidelijk dat er sprake was van blijvende schade en verminderde pompfunctie, maar er moesten nog wat onderzoeken gedaan worden en dan volgde er wel een afspraak met de cardiologe en zou er een nader plan getrokken worden.Wachten op dat plan leek mij zonde van de tijd en dus niet zinvol; ik kon toch zelf ook wel een plannetje bedenken. Alle folders van de hartstichting had ik in het ziekenhuis al verzameld, en zoals mijn moeder altijd zegt: “Op het internet kun je alles vinden!”

Het was een prachtig, zonnig najaar in 2006, waar ik veel van meekreeg doordat ik dagelijks een wandeling maakte in een park bij ons in de stad. Ik begon met een kwartiertje heel rustig lopen. Een dag later deed ik dan een paar minuten meer en bouwde dat in de eerste maand op naar een half uurtje. Op een gegeven moment stapte ik wat steviger door. In het park ligt een lange heuvel, die ik de eerste weken lekker links liet liggen, maar op een gegeven nam ik die ook. Na een tijdje wist ik precies hoe lang een bepaalde route duurde en wilde ik wat meer uitdaging, dus wisselde ik het park af met wandelroutes in een natuurgebied. Regelmatig kwam ik op mijn routes geen mens tegen en er was ook niet altijd verbinding op mijn mobiele telefoon. Nooit was ik bang dat ik opnieuw een hartinfarct zou krijgen. Later toen ik ging sporten samen met andere hartpatiënten, begreep ik pas wat een zegen dat voor mij was en is. Ook nu hoor ik mijn moeder: “Angst is een slechte raadgever”.

Half december deed ik voor het eerst een fietstest in het ziekenhuis. Nou dat viel me toch tegen zeg, huilende moest ik op een gegeven moment opgeven, een vreselijke pijn in de bovenbenen, volledig kapot en buiten adem. Ik de rapportage van deze test stond dan ook vermeld: “Mevrouw kón niet meer”. Vanaf dat moment kon ik zes weken meedoen in een revalidatiegroepje in het ziekenhuis, gedurende twee keer per week. Eerst een half uur bewegen in groepsverband en daarna 25 minuten op de hometrainer. Het sporten in groepsverband deed me denken aan de gymlessen van school, achter elkaar rondjes lopen in een zweterige ruimte. Ik was teruggeworpen in de tijd. Ik herinner me dat ik de eerste keer een looppas moest doen, jee dat kostte een moeite. Na vijf meter looppas al buiten adem. Na het uur sport nog wat kletsen met de collega-hartpatiënten en dan naar huis en naar bed, want doodop. Maar ik merkte dat het in de loop van de weken toch vooruit ging. Ik liep een hoger tempo in het park, nam de heuvel soms twee keer, maakte in de 25 minuten op de hometrainer steeds meer meters.

Toen na zes weken deze vorm van revalidatie stopte kwam ik terecht in een hartrevalidatiegroep bij een fysio-praktijk, ook twee keer per week. Cardiotraining en krachttraining. Ik had nog nooit gewerkt met de apparatuur, maar het wende snel en het motiverende vond ik dat je zelf kon bijhouden hoe je vooruit ging: het gewicht verhogen, de weerstand verhogen, een hoger tempo lopen op de loopband. Toen op een bepaald moment alle voor mij geschikte apparaten bezet waren ging ik het eens proberen op de “crosstrainer”. Huilende moest ik na 45 seconden hier mee ophouden, dezelfde pijn in de bovenbenen als tijdens de fietstest in het ziekenhuis. Buiten fysieke pijn, gewoon een super confronterende ervaring. Aan dit programma ik op kosten van de ziekteverzekeraar drie maanden mee doen. Door allerlei informatie van de hartstichting en opgesnord materiaal via internet begreep ik dat drie keer per week sporten het beste was, naast de overige dagen een half uur beweging. Ik ging daarom eens per week nog een haf uurtje zwemmen en bleef mijn wandelingen volhouden op de niet-sportdagen. Als het heel slecht weer was, als ik echt geen zin of als ik een andere activiteit had dan sloeg ik wel eens een dagje over. Meestal kon ik mezelf wel oppeppen toch te gaan. In die periode schafte ik zelfs een extra paar sportschoenen aan om mee buiten te wandelen, zodat ik in het park (als niemand in de buurt was) een looppas kon doen en uiteindelijk de heuvel op kon rennen. Misschien is rennen wel een te groot woord, maar voor mij was het rennen.
 
Na de drie maanden moest je het verder zelf maar uitzoeken; ook vanuit de fysiotherapeuten die optraden als begeleiders van de groep kwam geen duidelijke actie om mij te ondersteunen bij het bepalen van het vervolg. Het enige dat me gezegd werd: oriënteer je maar goed. Dat heb ik zeker gedaan en kwam tot ontdekking dat je niet zo maar ergens naar toe moet gaan. De begeleiding bij een sportschool verschilt enorm van elkaar. Gelukkig kun je meestal wel een keer proef komen draaien en dan merk je of de begeleiding goed is, of de sfeer bij je past. Ook de prijzen lopen uiteen, maar natuurlijk kwam ik terecht bij de duurste bij mij in de buurt. Goede begeleiding, prettige mensen, mooie inrichting, zeven dagen per week open, diverse groepslessen waarvan je er net zoveel mee mag doen als je wilt. Ik hield het zwemmen voor gezien en ging in het begin twee keer per week trainen, zowel cardiotraining als krachttraining.

In dezelfde tijd begon ik met een cursus nordic walking, onder het mom je moet alles proberen, maar ook omdat sporten in de openlucht weer wat extra’s biedt. Na een maand of twee was de cursus afgelopen en breidde ik de gang naar de sportschool uit naar drie keer per week en bleef op andere dagen wandelen, veelal met de nordic walking poles. Ik sloeg heus wel eens een dag over, maar was buitengewoon gedisciplineerd. Tot grote verbazing van mezelf, maar ja het hielp wel. Ik was toch minder snel moe, wat mij betreft de grootste ellende van een beperkte pompfunctie. Ik kon steeds meer aan en dat leidde er toe dat ik mezelf ook wat aan het overschatten was. Begin oktober 2007 had ik mijn agenda dusdanig gevuld met allerlei activiteiten en afspraken dat ik in een gezonde situatie al moeite zou hebben gehad dat allemaal vol te houden. Gelukkig kwam ik tijdig tot inzicht, moest wel om me zelf lachen, maar baalde tegelijkertijd. Maar okay, ik pakte mijn agenda en ging allerlei zaken afzeggen. Zo dat was dat. Weer een leermoment.

Ik merkte ook dat er niet meer echte vooruitgang zat in mijn conditie. Robert, mijn begeleider op de sportschool, adviseerde een rustperiode in te bouwen, net als topsporters dat ook doen. Dat door de rust je conditie achteruit zou gaan was absoluut flauwekul volgens hem, na de rustperiode zou er wel eens extra vooruitgang kunnen ontstaan. Zo gezegd, zo gedaan. Na bijna een jaar minimaal twee keer per week sporten en dagelijkse wandelingen deed ik twee weken bijna niets aan beweging. Na die rust vond Robert dat ik ook wel de crosstrainer weer zou kunnen proberen. Ik hoefde immers niet direct 10 minuten op het apparaat te gaan, gewoon rustig opbouwen en zien wat je kan. Wat ik nooit gedacht had lukte, door het langzaam op te bouwen raakte mijn lichaam aan het apparaat gewend (in eerste instantie deed ik slechts drie minuten) en kon ik het steeds beter aan. En opnieuw werd mijn conditie een klein beetje beter.
 
Omdat ik ook weer een paar uren per week aan het werk ging lukte het niet altijd drie keer per week te sporten, soms ging ik maar twee keer, maar meestal toch wel drie keer. Op een of andere manier raak je er ook wat aan verslaafd. Na de zomervakantie dacht ik misschien moet ook nu het ultieme (voor mij dan) nog eens proberen. Ik ben mee gaan doen met een spinning-groep. De eerste twee lessen heb ik 45 minuten van het uur mee gedaan. Na de eerste les was ik total loss en had ik zeker drie dagen last van spierpijn. Tjonge, misschien was dat toch niet zo’n goed idee. Maar je moet het een eerlijke kans geven en ik nam me voor het in ieder geval twee maanden vol te houden, een keer per week. Dat kwam neer op negen zondagen. Na de tweede keer had ik geen spierpijn meer, maar was nog steeds compleet kapot. Toch ging het daarna steeds een beetje beter, ik doe nu de volledige les mee, uiteraard wel op mijn eigen niveau; je kunt zelf de zwaarte van het fietsen instellen. Ik heb nog steeds een lange herstelperiode nodig, maar ja ik ben natuurlijk ook een hartpatiënt. Ik moet er ook voor zorgen dat ik op vrijdag dan niet een te zwaar sportprogramma doe en als ik dat een keer wel doe, dan moet ik het spinninguur maar overslaan zegt Robert toen ik aangaf er misschien maar beter mee te stoppen.

Doseren, doseren, doseren blijft het motto.Gisteren was de negende keer en ik ben er nog niet helemaal uit of ik het voor altijd blijf doen, het blijft een vermoeiende activiteit. Maar het is toch wel heel bijzonder te bedenken dat ik bijna twee jaar geleden huilende moest stoppen tijdens een fietstest in het ziekenhuis. Doseren, discipline, doorzetten en doen leveren uiteindelijk een heleboel op. Ik zeg soms dat ik denk dat ik aan het einde van mijn vermogen ben gekomen. Robert gelooft daar niet in, volgens hem is er altijd nog wel ergens iets extra te halen. Tot nu toe heeft ie altijd gelijk gekregen. "Kan niet bestaat niet", zegt (hoe kan het ook anders) mijn moeder altijd.

't Is een lang verhaal geworden, maar het beslaat dan ook wel een periode van twee jaar. Het sluit ook wel aan bij het feit dat je het niet zomaar voor elkaar hebt, het op peil brengen van je conditie, dat je er hart (ja ik weet 't met een d) voor moet werken; mijn hart en ik hebben levenslang (gelukkig maar).  

Geef een reactie