default-header
HomeNieuwsSnijden

Snijden

Columns

dinsdag 12 april 2016, door Hartpatiënten Nederland

Mijn favoriete schilderij van Jeroen Bosch, wiens vijfhonderdste sterfjaar momenteel in binnen- en buitenland overdadig gevierd wordt, is ‘De Keisnijding’. Natuurlijk ben ook ik gefascineerd door zijn Tuin, Laatste oordeel, Verzoeking, en Hooiwagen, maar ‘De keisnijding’ (ook wel ‘De keisnijder’) heeft als grote voordeel dat er maar vier mensen afgebeeld zijn. Nooit zullen wij de middeleeuwse gedachtewereld van Bosch definitief kunnen doorgronden, en als je dat toch wilt proberen, is zo’n kwartet een stuk overzichtelijker dan een overbevolkt drieluik. Neem bijvoorbeeld de figuur rechts op ‘De Keisnijder’, een vrouw die op een statafel leunt. Op haar hoofd ligt een boek, en haar oogopslag is zo goed geschilderd dat je ziet hoe diep zij peinst. Ik heb me vaak afgevraagd wat dat boek dáár doet en wát zij peinst. Tegenwoordig meen ik dat er een verband is tussen boek en gepeins, en dat zij het volgende denkt: ‘Ik weet toch zeker dat ik het gisteren nog ergens heb zien liggen.’ Maar misschien zie ik dat morgen weer heel anders. Dat is het mooie van het werk van Bosch: dat twijfel de enige zekerheid is.

De man op de stoel is de patiënt. Links van hem staat een chirurgijn die ‘de kei snijdt’, een kleine maar niettemin pijnlijke operatie in tijden zonder plaatselijke verdoving. Uit de wond komt echter geen kei maar een bloempje. De derde man heeft een kan in de hand. Kunstgeleerden nemen aan dat hij een apotheker is. Dan zal die kan, dacht ik, gevuld zijn met medicijn. Bijvoorbeeld brandewijn, het middeleeuwse aspirientje. Deze theorie moest ik echter opgeven toen ik in een studie las dat ‘keisnijders’ nooit bestaan hebben, tenminste niet als ‘medicus’.

In het Woordenboek van de Nederlandsche Taal las ik tientallen voorbeelden van ‘kei’ in oude uitdrukkingen als ‘Een kei in het hoofd hebben’ en ‘Met de kei lopen’. Altijd betekenen ze dat iemand ‘niet helemaal goed bij zijn verstand is’. De oudste voorbeelden dateren uit de tijd van, inderdaad, Jeroen Bosch. Denk ook aan ons ‘keigek’ of ‘keizot’. ‘Iemand van de kei snijden’ betekent dan ‘van zijn gekheid genezen’. Een heel erg geval wordt bedoeld met: ‘Hij was van de Amersfoortse kei genezen’. De man met het mes is dus geen chirurgijn maar een oervorm van onze psychiaters. Vandaar die bloem, natuurlijk.

Ongeveer honderd jaar later schrijft Carel van Mander in Het schilder-boeck: ‘Wie zal ze verhalen, al die wonderlijke en uitzonderlijke versieringen die Jeroen Bosch in zijn hoofd heeft gehad, en met de penseel heeft uitgedrukt.’ Er had mogen staan: ‘uitgesneden’.


Geef een reactie